Научная статья на тему 'TEKENINGEN VAN PIETER QUAST IN DE COLLECTIE VAN DE HERMITAGE'

TEKENINGEN VAN PIETER QUAST IN DE COLLECTIE VAN DE HERMITAGE Текст научной статьи по специальности «Искусствоведение»

CC BY
29
3
i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.
Журнал
Скандинавская филология
ВАК
ESCI
Область наук
Ключевые слова
TEKENING / PIETER QUAST / STATE HERMITAGE MUSEUM / 17E EEUWSE KUNST VAN DE NOORDELIJKE NEDERLANDEN / GENREKUNST / VOLKSTHEATER

Аннотация научной статьи по искусствоведению, автор научной работы — Статкевич Владислав Олегович

In dit artikel worden vijf tekeningen van de Nederlandse schilder Pieter Quast (c. 1606-1647) uit de collectie van het State Hermitage Museum beschreven. De bladen zijn nooit eerder gepubliceerd. Ze zijn uitgevoerd in de voor de kunstenaar kenmerkende techniek: met zwart krijt op perkament. Sommige bladen zijn gesigneerd en gedateerd. Ze stammen uit drie verschillende verzamelingen. Vier van de tekeningen kwamen al in de 18e eeuw in het bezit van het museum en één werd pas in 1972 aangekocht. Het gevarieerde oeuvre van de grotendeelsonbekende kunstenaar is in museale en particuliere collecties vooral vertegenwoordigd door grafisch materiaal, waaronder talrijke tekeningen. De voorkeur van de meester voor tekenen lijkt ook te zijn aangewakkerd door zijn slechte financiële situatie. Over de biografie van Quast is slechts weinig bekend enuit gepubliceerd archiefmateriaal wordt zijn complexe loopbaanduidelijk. Een studie van zijn werken uit de collectie van de Hermitagebevestigtdat hij de maker is en ze geeft aanleiding tot speculatie over de onderwerpen. De thema’s die hij kiest zijn onlosmakelijk verbonden met de picturale traditie. Hij is geïnteresseerd in 16e eeuwse schilders, in het bijzonder Pieter Bruegel de Oude. Maar hij wendt zich ook tot het werk van zijn tijdgenoten als Adriaen Brouwer, Adriaen van Ostade en anderen. Een belangrijke inspiratiebron voor hem waren theatervoorstellingen: zowel bijbelse iconografie als volkse komische schetsen. In dit artikel worden zijn tekeningen zowel qua iconografie als qua formele en stilistische methodologie geanalyseerd. Er wordt een vergelijkende analyse toegepast, de tekeningen worden vergeleken met andere, beroemde werken van de kunstenaar.

i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.
iНе можете найти то, что вам нужно? Попробуйте сервис подбора литературы.
i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.

PIETER QUAST’S DRAWINGS IN THE COLLECTION OF THE STATE HERMITAGE MUSEUM

The article analyses five drawings by the Dutch painter Pieter Quast (circa 1606- 1647) from the collection of the State Hermitage Museum. The sheets shown are unpublished. They are executed in the artist’s characteristic technique: in black chalk on vellum; some sheets are signed and dated. They come from three different collections, four of the drawings came into the museum in the 18th century and one is a late acquisition and was purchased in 1972. The little-known master’s diverse body of work is represented in museum collections and private collections mainly by graphic material, including numerous drawings. The artist’s passion for drawing seems to have also been caused by his poor financial situation. Although Quast’s biography is known in fragments, published archival materials reveal the artist’s complex creative path. A study of his works from the national collection confirms their authorship and gives grounds for speculation about the reading of the subjects. The themes chosen by the master are inextricably linked with the pictorial tradition: the work of the 16th century masters, in particular Pieter Bruegel the Elder, and Quast’s contemporaries Adriaen Braouwer, Adriaen van Ostade and others. The artist relied heavily on theatrical representations, both biblical and humorous folk sketches, as an important source of inspiration. This research paper analyses the master’s drawings both in terms of iconography and using the formal and stylistic method, using comparative analysis and putting the works in line with the artist’s other famous works.

Текст научной работы на тему «TEKENINGEN VAN PIETER QUAST IN DE COLLECTIE VAN DE HERMITAGE»

UDC 741.9

Vladislav Statkevich

St. Petersburg State University, State Hermitage Museum

TEKENINGEN VAN PIETER QUAST IN DE COLLECTIE VAN DE HERMITAGE

Voor citaat: Statkevich V. Tekeningen van Pieter Quast in de collective van de Hermitage. Scandinavian Philology, 2023, vol. 21, artikel 1, pp. 162-180. https://doi.org/10.21638/11701/spbu21.2023.111

In dit artikel worden vijf tekeningen van de Nederlandse schilder Pieter Quast (c. 1606-1647) uit de collectie van het State Hermitage Museum beschreven. De bladen zijn nooit eerder gepubliceerd. Ze zijn uitgevoerd in de voor de kunstenaar kenmerkende techniek: met zwart krijt op perkament. Sommige bladen zijn gesign-eerd en gedateerd. Ze stammen uit drie verschillende verzamelingen. Vier van de tekeningen kwamen al in de 18e eeuw in het bezit van het museum en een werd pas in 1972 aangekocht. Het gevarieerde oeuvre van de grotendeelsonbekende kunstenaar is in museale en particuliere collecties vooral vertegenwoordigd door grafisch materiaal, waaronder talrijke tekeningen. De voorkeur van de meester voor tekenen lijkt ook te zijn aangewakkerd door zijn slechte financiele situatie. Over de biografie van Quast is slechts weinig bekend enuit gepubliceerd archiefmateriaal wordt zijn complexe loopbaanduidelijk. Een studie van zijn werken uit de collectie van de Hermitagebevestigtdat hij de maker is en ze geeft aanleiding tot speculatie over de onderwerpen. De thema's die hij kiest zijn onlosmakelijk verbonden met de picturale traditie. Hij is geinteresseerd in 16e eeuwse schilders, in het bijzonder Pieter Bruegel de Oude. Maar hij wendt zich ook tot het werk van zijn tijdgenoten als Adriaen Brouwer, Adriaen van Ostade en anderen. Een belangrijke inspiratie-bron voor hem waren theatervoorstellingen: zowel bijbelse iconografie als volkse komische schetsen. In dit artikel worden zijn tekeningen zowel qua iconografie als qua formele en stilistische methodologie geanalyseerd. Er wordt een vergelijkende analyse toegepast, de tekeningen worden vergeleken met andere, beroemde werken van de kunstenaar.

Sleutelwoorden: tekening, Pieter Quast, State Hermitage Museum, 17e eeuwse kunst van de Noordelijke Nederlanden, genrekunst, volkstheater.

Pieter Quast, Nederlandse schilder uit de eerste helft van de 17e eeuw, is vrijwel onbekend bij het publiek en heeft weinig aandacht gekregen in kunsthistorische studies. Zijn nalatenschap is gevarieerd: Quast werkte als tekenaar, schilder, beeldhouwer [Leeuwenberg, 1966] en mogelijk als graveur. Hij voelde zich vooral aangetrokken tot scènes uit het dagelijks leven, maar hij bekwaamde zich ook in portretten en in historieschilderkunst. Hij beschikte verder over een ruime artistieke blik en hij le-ende vaak motieven en stilistische technieken van andere meesters. Uit de 16e eeuw kiest hij Pieter Bruegel de Oude en diens leerlingen, en van zijn tijdgenoten staat hij het dichtst bij Adriaen Brouwer en Adriaen van Ostade. Quast was bijzonder productief als tekenaar. In dit artikel worden vijf tekeningen van de kunstenaar besproken die zich in de col-lectie van het State Hermitage Museum bevinden en nog niet eerder zijn gepubliceerd en er is nooit eerder over geschreven.

Het levensverhaal van de kunstenaar is tamelijk vaag en alleen be-kend uit schaarse schriftelijke bronnen. De meeste werden gepublice-erd door de eminente Nederlandse kunsthistoricus Abraham Bredius [Bredius, 1902]. Zijn uitgebreide biografíe van Quast is nog steeds van belang. Barbara Stanton-Hirst vulde se biografíe van Bredius met en-kele nieuwe gegevens aan in haar proefschrift [Stanton-Hirst, 1978] en haar daarop gebaseerde artikel [Stanton-Hirst, 1982]. Het geboor-tejaar en de geboorteplaats van de kunstenaar blijven onbekend, maar blijkbaar werd hij rond 1606 geboren in Amsterdam, waar zijn groot-vader Andries Quast in 1589 vanuit Antwerpen naartoe verhuisde [Stanton-Hirst, 1982, p. 234]. Jan — de vader van meester — verhuisde waarschijnlijk mee, maar hij wordt in de Amsterdamse registers niet vermeld. Er is niets bekend over het vroege leven van de kunstenaar tot aan zijn huwelijk met Annetje Splinters in 1632. Uit de documenten die aan het huwelijk voorafgingen blijkt dat Quast toen 26 jaar oud was en in de Molensteechstraat in Amsterdam woonde. Het is interessant dat hij zich aan het huwelijk probeerde te onttrekken door de verloving te verbreken, maar door een gerechtelijk bevel en een rechtszaak die door de familieleden van de bruid was aangespannen tochgedwongen werd met haar te trouwen.

In 1632, vóór het huwelijk, werd in het huis van Quast een inventa-ris van zijn schilderijen opgemaakt, waarin zowel historische als gen-restukken worden vermeld [Ko vacs, 2006, p. 101]. De kunstenaar liet zich echter pas in 1634 inschrijven bij het Sint-Lucasgilde in Den Haag

[Bredius, 1902, p. 69], waar zijn vrouw vandaan kwam. Quast woonde in de Groene Burchwal, waar destijds veel ambachtslieden en kunste-naars gevestigd waren, onder anderen Jan van Goyen en Paulus Potter. In 1639 werd hij vader van een dochter Constantia, en in 1641 van nog een kind [Bredius, 1902, p. 69]. In deze periode had hij weinig success. In documenten wordt herhaaldelijk vermeld dat hij schulden had en zijn rekeningen niet op tijd betaalde. Zijn moeilijke financiéle situat-ie ontkracht de opvatting dat hij wellicht de schilderleraar was van de jonge prins Willem II (1626-1650). Deze veronderstelling, gemaakt op basis van verschillende portretten van de prins [Starting, 1953] die eer-der aan Quast werden toegeschreven en vermeende tekeningen van de jonge erfgenaam zelf, blijkt onhoudbaar. Het wordt door geen enkele bron ondersteund.

Quasr keert in 1643 terug naar Amsterdam omdat hij in Den Haag geen success heft gehad. Hij vestigt zich in de Kalverstraat, maar zijn financiele situatie verbetert niet. De naam van het echtpaar Quast komen voor in twee strafzaken. In juni 1643 kreeg Annetje ruzie met een Utrech-tse priester, Casper Ruybergen, die eindigde in een steekpartij tussen de geestelijke en de kunstenaar. In februari 1644 braken Alexander de Nijs en Joris Glaude in bij Quast. Ze kwamen zijn schulden innen en verniel-den een portret waar hij aan werkte door er zwarte verf op te gooien en het doek kapot te snijden [Bredius, 1902, p. 71]. In hetzelfde jaar besloot Quast te verhuizen naar de Nes, waar hij een goedkopere woning had gevonden. De woning heette De Witte Sterre en verkeerde in een staat van verval. In 1646 klaagde Quast bij een rechtbank over het het achter-stallig onderhoud en hij weigerde huur te betalen tot noodzakelijke werk-zaamheden warden verricht. Hij stierf plotseling in mei 1647 en werd op 29 mei begraven in de Nieuwe Kerk. Zijn vrouw betaalde de schulden die haar man achterliet tot 1650, toen zij voor de tweede keer trouwde met kunstenaar Jacob van Spreeuwen [Kovacs, 2006, p. 102].

Uit een korte biografie van Quast blijkt dat hij wel getalenteerd, maar weinig financieёl succes had. Zijn tekeningen nemen een grote plaats in zijn overgeleverde ouvre. Ze zijn gemaakt in een eigenaardige en voor de eerste helft van de 17e eeuw enigszins archaische techniek: met zwart en rood krijt op perkament, vaak grote bladen met voltooide compositi-es en een handtekening van de meester. Volgens A. Bredius was dit een manier om snel geld te verdienen [Bredius, 1902, p. 66]. Quast maakte zijn tekeningen als zelfstandige werken, niet als voorbereidende stuk-

ken voor een toekomstig schilderij. Het contrast tussen de bescheiden onderwerpen en het dure materiaal waarop ze waren gemaakt, gaf ze wellicht een aantrekkelijk karakter. Perkament was ook sterker dan papier en was beter bestand tegen zonlicht. Dit was belangrijk omdat de tekeningen van Quast vaak niet in schetsboeken en mappen van kenners warden opgenomen, maar de interieurs van burgers versierden. Uit de inventaris van Floris Soop's bezittingen van 1654 weten we dat in zijn huis in Amsterdam 11 tekeningen van Quast hingen, naast schilderijen van Jan van Goyen en Hercules Seghers. Uit de inventaris van het Maer-ten Day uit 1659 zijn nog vijf tekeningen van de kunstenaar bekend. Die zouden naast Rembrandts voorstelling van een oude man in dat huis hebben gehangen [Bredius, 1902, p. 80]. Quast moet in Den Haag met perkament zijn gaan werken, want zijn tekeningen zijn pas bekend vanaf het midden van de jaren 1630. Het is opmerkelijk dat perkament in de mode kwam bij de Haagse kunstenaars van de jaren 1630 en 1640 als materiaal voor tekeningen. Het werd gebruikt door Hendrik Hondius de Oude, Gerrit de Heer en Paulus Potter.

Er zijn elf tekeningen van Pieter Quast in de verzameling van de Hermitage. Zes ervan behoren tot de serie met boerenfiguren. Dit is een kopie van types uit de beroemde serie "Naer het leven" van Roelant Savery. Quast staat vrij dicht bij het origineel en kopieert onderwerpen van zijn succesvollere oudere tijdgenoot. We zullen niet verder ingaan op deze serie. Yuri Kuznetsov publiceerde er in 1973 een uitgebreid artikel over [Kuznetsov, 1973].

Op het eerste blad (OR-46252, 15,5 x 20,6 cm) (afb. 1) staat de handtekening van Quast, die overeenkoomt met die op zijn andere werken, en het jaartaal 1637. De tekening is gemaakt met zwart krijt op perkament. Het blad kwam pas laat in de collectie van de Hermitage terecht, het werd in 1972 verworven door O. Desnitskaya. Het bevindt zich in een vroeg 19e-eeuws album met diverse tekeningen, voornamelijk van Italianen uit de 18e eeuw. In de inventaris werd het werk aangeduid als een "Bijbelscène" zonder dat een specifieke ver-haal werd gedefinieerd. We mogen aannemen dat dit een scène uit het Oude Testament is van het bezoek koning Saul's aan de geestenbez-weerster van Endor (1 Samuel 28). Een aantal details wijst hierop. Op de voorgrond, in het midden van de compositie, staat een figuur van een oude vrouw, geknield, met haar borsten ontbloot. Zij houdt een boekrol in haar rechterhand en een brandende kaars in haar linker. Te-

Afb. 1. Pieter Quast. Koning Saul en de heks van Endor. 1637. Perkament, zwart krijt. 15,5 x 20,6 cm. OR-46252

genover haar staat een man met een boek en een dunne, lange stok in zijn handen. Het is een magisch tafereel. De oude vrouw bevindt zich in een magische cirkel, wat benadrukt wordt door de schaduw van haar figuur. De man met het boek, blijkbaar een assistent van de heks, leest een spreuk voor. Het voorgestelde tafereel komt overeen met de Nederlandse iconografische traditie om oude en moderne heksen af te beelden.

Een voorbeeld van een 16e-eeuwse voorstelling van dodenbezweer-ster van Endor is te vinden op een schilderij van Jacob Cornelisz van Oostsanen (1526, Rijksmuseum). Quast heeft zich bewust gericht op afbeeldingen uit de eeuw voor hij laafde, zowel in zijn keuze als in zijn behandeling van de onderwerpen. Van Oostsanen was de eerste die een zeldzaam oudtestamentisch onderwerp combineerde met de icono-grafie van demonische hekserij, die ook in werken van Hans Baldung Grien en Albrecht Dürer te zien is. De geestenbezweerster is afgebeeld met een ontblote oude borst, net als de heks die op een geit rijdt in de

beroemde ets van Dürer [Hollstein, 1962] en de tovenares in Quast's werk. Dit detail wordt door onderzoekers van de vroegmoderne demo-nologie geïnterpreteerd als een aanwijzing dat heksen worden afgezet tegen deugdzame vrouwen [Schade, 1983]. In plaats van gebeden spre-ken heksen spreuken uit, in plaats van lekker eten bereiden ze stinkende drankjes, en hun lichamen kunnen geen bron zijn voor nieuw leven, hun borsten kunnen geen kind voeden. De dodenbezweerster van End-or bij van Oostsanen zit in een magische cirkel, in haar ene hand houdt ze een scepter waarmee ze die heeft getrokken, en in de andere een kaars die gedoofd is. De assistent is een geitenvoetige sater, en hij overhandigt de heks een magisch grimoire. Dezelfde details zijn afgebeeld op de te-kening van Pieter Quast. Maar de scepter wordt aan de bediende over-handigd en de tovenares ontvouwt een rol met onleesbare inscripties. Het is ook onmogelijk om de opschriften in het boek op het schilderij vav Van Oostsanen te lezen, hoewel afzonderlijke letters wel leesbaar zijn. Het zou magische eigenschappen van deze teksten kunnen beteke-nen, de opzettelijk onbegrijpelijk dienden te zijn.

Op de linkerkant van het blad beeldt Quast toeschouwers af die een magisch ritueel gadeslaan. Hun gezichtsuitdrukkingen en gebaren zijn levendig. De ene man krabt peinzend en vol ongeloof aan zijn baard, de andere glimlacht breeduit. Deze personages worden voorgesteld als boeren in eenvoudige kleding en vilten hoeden of wollen mutsen. Rechts op de achtergrond, achter de heks, staat de figuur van koning Saul. Hij is te herkennen aan een kroon op zijn tulband en een bontrand op zijn gewaad. De koning zit onder een baldakijn waarvan de draperieën theatraal aan een fraai gevormde elegante zuil hangen. Personages uit de bijbelse geschiedenis die in oosterse kostuums gekleed zijn, werden overgenomen en zijn bijna overal te vinden in de kunst van die tijd. Op een andere tekening van Quast (1644, privé-verzameling, No. 62987) [RKD] bekronen fantasievolle tulbanden de hoofden van de Wijzen. Deze hoofdtooi van koning Saul komt voor op een schilderij van Van Oostsanen en op een andere afoeelding van dit onderwerp die wordt toegeschreven aan de weinig bekende kunstenaar A. Neranus (Abraham van der Neer(?)) (1639-1640, privé-collectie. Christie's, London, 21 feb. 2002, lot No. 19) [Christie's]. Het is niet helemaal duidelijk waarde pro-feet Samuel, die door de geestenbezweerster geroepen, zich bevindt. Misschien is het ritueel nog niet afgesloten. Maar we kunnen aannemen dat koning Saul de geest van zijn voorvader nog niet heeft opgemerkt.

Het is een andere figuur met een tulband en een grijze baard, links achter de rug van de heerser. De mannen in het gevolg van de koning kijken hem angstig aan. De figuur van de vrouw rechts is bijzonder expressief; zij draait zich om en opent haar mond van schrik.

Quast's tekening is nogal ongewoon, met een zeldzaam onderwerp uit het Oude Testament. De ruimte is duidelijk verdeeld in tweeën, en het interieur is vaag geschetst: het bestaat uit een zuil met een gordijn en een kandelaar aan de muur in het midden. Dit suggereert dat de kunst-enaar niet alleen een bijbelse scène uitbeeldt, maar ook de theatrale be-lichaming ervan. De belangstelling van Quast voor drama is door iede-reen ogemerkt die zich met zijn werk heft beziggehouden, met name door B. Stanton-Hirst [Stanton-Hirst, 1982]. En dit plot is populair bij toneelschrijvers sinds de tweede helft van de 16e eeuw. Het verhaal van de Joodse koning wordt verteld door Hans Sachs in "Koning Saul en David" ("Tragedia könig Sauls, mit verfolgung könig Davids"), 1557 [Sachs, 1885]. In 1640 wendde Joost van den Vondel, een klassieker in de Nederlandse literatuur [Vondel, 1929], zich er ook toe.

In hetzelfde jaar, 1637, maakte Quast nog een tekening over een zeldzaam oudtestamentisch onderwerp, Amnon verkracht Tamar (2 Samuel 13:1) (privé-verzameling, 22 x 19 cm. Sotheby's, Amsterdam, 2 nov. 2004, lot No. 217) [Sotheby's]. Het is uitgevoerd in zijn favoriete techn-iek: zwart en rood krijt op perkament. Amnon ligt op een bank met een hoge helm op. Dezelfde helm is afgebeeld op een genreportret van een jonge krijger uit een Hongaarse privéverzameling [Kovacs, 2006, p. 106] en de bewakers op de tekeningen van de serie Passie van Christus. Hij grijpt Tamar, gekleed naar vroege 17e eeuwse mode, rukt haar kleren van haar lichaam en ontbloot haar borsten. Het afgebeelde interieur is beperkt tot een bed met luifel. Het lijkt op het baldakijn in de scène van de heks van Endor. En de poot van Amnons bed en de onderkant van de zuil dicht bij Saul hebben een identieke vorm — een decoratief element dat in een spiraal is gedraaid. Blijkbaar kijken we ook naar een schets van een theaterscène. Een andere Nederlandse schilder, die passie had voor theater, interpreteert het onderwerp op een vergelijkbare manier. Een soortgelijke iconografie is te vinden op het schilderij Tamar en Am-non van Jan Steen (circa 1661, Wallraf-Richartz Museum, Keulen). De theatraliteit wordt duidelijk in de verdeling van de ruimte in twee lagen, de actieve gebaren en de neutrale achtergronden door het gebruik van draperieën. Ook Piotr Borusowski, een onderzoeker van het Nationaal

Afb. 2. Pieter Quast. De reizende arts. 1643. Perkament, zwart krijt.

26 x 44,5 cm. OR-7984

Museum van Warschau, stelt deze kenmerken vast in een analyse van een serie tekeningen uit 1639-1640, waarop van het lijdensverhaal van Christus is afgebeeld [Borusowski, Janiszewska, 2017, p. 251] ("Maria en Johannes bij de kruisiging", NM, Warschau, 1639; "Christus voor Pilatus", Schlossmuseum in Weimar, 1640; "De geseling van Christus" 1640, privécollectie, Christie's, Amsterdam, 16 nov. 2005, lot No. 211 [Christie's]).

Het tweede blad (OR-7984, 26 x 44,5 cm) (afb. 2) uit de verzameling van de Hermitage toont een complete scène met een groep boerenen een kwakzalver die ze zijn wondermiddelen probeert te verkopen. Het werk is ook op perkament in zwart krijt, gesigneerd en gedateerd met jaartal 1643. De tekening kwam naar de Hermitage als onderdeel van de collectie van graaf Heinrich von Brühl uit Dresden, gekocht door Catharina II in 1768. Het werk is in een van de albums geplakt (de collectie telde in totaal 1076 tekeningen in 14 albums). Het blad is zwaar versleten en verkleurd, waardoor het een bruinachtige tint krijgt. Het

heft hoogst waarschijnlijk binnenskamers gehangen voordat het in het album kwam, want het heeft jarenlang geleden onder lichtstralen.

Dit verhaal gaat over menselijke dwaasheid, die sinds de late midde-leeuwen wordt beschouwd als bron van vele zonden. De menigte boeren luistert goedgelovig naar de charlatan, bereid om de pseudo-arts hun laatste geld te geven. Dit plot was populair in de 16e eeuw en is terug te vinden in een aantal volkstoneelstukken. Het werd vaak afgebeeld door kunstenaars, met name Pieter Bruegel de Oude in De heks van Malleg-hem [Hollstein, 2003]. Quast beeldt het vele malen af op zijn tekenin-gen. Hij verplaatst de hoofdpersonen in de verschillende composities, met als belangrijkste de charlatan zelf. Die is ouderwets en overdreven luxueus gekleed. Stanton-Hirst vergelijkt zijn dragt met het kostuum van Capitano uit de commedia dell'arte en met de theaterwereld in het algemeen [Stanton-Hirst, 1982, p. 225]. Terecht wijst zij ook op het on-gewone en komische karakter van de dokterskleding op de schilderijen van Jan Steen [Gudlaugsson, 1975, p. 26]. Op alle tekeningen van Quast heeft de genezer een guitig uiterlijk (haakneus, dun snorretje, slu-we knijpoog, hoge hoed). Soms is dit karakter zo komisch dat hij heel klein wordt afgebeeld, zoals op de tekening uit 1642 uit een particuliere collectie (Sotheby's, London, 4 Jul. 2018, lot No. 138) [Sotheby's]. Maar het werk uit de collectie van de Hermitage benadrukt de flamboyante luxe van zijn outfit nog sterker. Het kostuum van de charlatan valt op door een gesteven molensteenkraag, kousen en schoenen met strikjes. Het doet denken aan werken waarin de spot wordt gedreven met de archaische mode en de arrogantie van Zuid-Nederlandse immigranten. Als voorbeeld kan een tekening van Quast uit 1644 uit de collectie van het Rijksmuseum dienen. Daar zien we een soortgelijk personage met een buitenproportioneel grote molensteenkraag en een hoge hoed met een struisvogelveer, hij is omringd door narren.

De meest goedgelovige boeren, kinderen en oude mensen, benaderen de dokter. De gezichten van deze personages zijn karikaturaal, op sommige tekeningen zijn oudere vrouwen aan het lezen. Ze dragen een bril die symbool staat voor blindheid en hun pseudo-wetenschap ver-raadt. Kreupelen luisteren ook naar de charlatan. Een van hen strekt zijn been met zweren uit. Een ander heeft helemaal geen ledematen en beweegt zich voort op speciale steunen. Een soortgelijke figuur komt voor op bovengenoemd blad met de kleine dokter, op een tekening uit de collectie van het Hessisches Landesmuseum in Darmstadt (1645), en

op twee andere bladen (Christie's, New York, 29 Jan. 2015, lot No. 47) [Christie's] uit particuliere collecties (Sotheby's, New York, 27 Jan. 2010, lot No. 138) [Sotheby's]. De figuur van een boer met een uitgestrekt been komt ook vaak voor. Het staat dicht bij de iconografie van de vo-etchirurgische scènes waarin dorpsgenezers hun dwaze en goedgelo-vige patiënten misleiden en hen lichamelijk lijden toebrengen. Quast verwees meerdere malen naar dit onderwerp, een treffend voorbeeld is een schilderij uit de collectie van de Hermitage (GE-1005) [Sokolova, 2017, p. 211]. Daar verwijdert een louche dokter het eelt van een zwaar-lijvige boer die kronkelt van de pijn. Lichamelijke kwalen en nog meer misvormingen werden in de late middeleeuwen beschouwd als straf van God en een teken van de duivel. De ongelukkige kreupelen wekten geen medelijden op bij hun tijdgenoten; zij werden eerder gezien als een ge-vaarlijke en marginale laag van de samenleving, net als de Sinti en Roma. Vaak werden bedelaars beschuldigd van fraude en valse verwondingen. De ironische en zelfs sceptisch wrede houding van Quast tegenover de armen blijkt ook uit zijn behandeling van deze personages in een serie gravures [Hoop Scheffer, 1974] op basis van zijn tekeningen. Daar worden ze getoond als komische personages in de geest van Jacques Callot.

Een ander motief benadrukt het ongepaste karakter van de scène en versterkt het satirische effect ervan — een hond. Hij poept naast de charlatan. Dezelfde hond staat op de andere twee bladen. En weer in een andere wordt hij vervangen door een jongen die betrapt wordt op het-zelfde. Opmerkelijk is dat de scène door Quast op alle tekeningen in een vergelijkbaar landschap wordt geplaatst. Dat is een plein van een kleine nederzetting, met een kerk in de verte. Het gebouw ziet er vervallen uit en en wijst op de zondigheid van de bewoners. Een soortgelijk detail wordt door Pieter Quast gebruikt op andere tekeningen die verwerpelijk boerengedrag uitbeelden. Een voorbeeld zijn twee tekeningen uit het Szepmuveszeti Museum in Boedapest [Gerszi, 2005, p. 201].

Nog eens drie tekeningen in de Hermitage zijn afkomstig uit de collectie van graaf Carl Cobenzl en kwamen in 1768 in het museum terecht. Philip, de neef van de verzamelaar, heeft de collectie op een identieke manier ondergebacht. Hij bevestigde de bladen op dikke paarse kartonnen platen met opschriftplaatjes [Lugt, No. 2858B]. Het grootste blad van Quast (OR-5184, 29,2 x 32 cm) (afb. 3) is een scène uit een klucht. Folkloristische personages hebben een handgemeen en bespotten een oude man in het centrum van de compositie. Het blad is ongesigneerd

Afb. 3. Pieter Quast. Scène uit een klucht. 1640-1647. Perkament, zwart krijt. 29,2 x 32 cm. OR-5184

en ongedateerd, maar behoort met grote zekerheid tot de nalatenschap van Quast. Het is uitgevoerd met zwart krijt op perkament — de favori-ete techniek van de kunstenaar. De tekening is stilistisch vergelijkbaar met zijn werk van na de jaren 1640. Het is een complexe meerfiguren-compositie waarbij de figuren met elkaar verweven zijn tot één collecti-eve actie. Hun gezichten met eniszins scheve neuzen zijn karikaturaal en hebben karakteristiek voor Quast. Maar hun uiterlijk is niet zo grotesk als op een aantal werken van Adriaen Brouwer.

De figuren op de schets zijn volkse personages die vaak voorkomen in de Nederlandse kunst vanaf de 16e eeuw. Rechts staat dus vermoedelijk Hansworst, een vrolijke, gulzige man. Hij was, samen met Peeckelhae-ringh, een schelm en speelde een rol verwant is aan die van Arlecchino in de Italiaanse commedia dell'arte. Hij is getooid met een ketting van worsten en een lepel in zijn hoed, een detail dat vaak voorkomt bij arme

boeren in het werk van Pieter Brueghel de Oude. Met zijn gezicht in een plagerige grimas trapt Hansworst de oude man met zijn voet. Hij komt ook voor op andere tekeningen van Quast, vaak tussen de narren die in de manier van Callot zijn afgebeeld. Deze tekening sluit dus aan bij een groep schetsen van kluchten met narren uit het Boijmans van Beningen Museum in Rotterdam [Stanton-Hirst, 1982]. De congruentie van figuren, theatrale bewegingen en gebaren en neutrale achtergrond van de te-kening behoren tot de gemeenschappelijke kenmerken. De behandeling van de personages op de tekening uit de collectie van de Hermitage is echter minder grotesk en doet minder denken aan Callots afoeeldingen. Dit blad kan ook vergeleken worden met de tekeningen van Quast die bo-erentaferelen voorstellen en een stichtelijke betekenis hebben. Vaak zijn dergelijke composities gebaseerd op spreekwoorden en verwijzen ze naar een folkloristische traditie. Het Szepmuveszeti Museum in Boedapest bewaart twee van dergelijke bladen, één gewijd aan de veroordeling van dronkenschap [Gerszi, 2005, p. 200], het illustreert het gezegde: "Het slaet als een tang op een varken", dat de hoogste graad van vernedering van een dronken persoon betekent. De tweede tekening steelt een dorpsfeest voor [Gerszi, 2005, p. 200], scènes van boerenvermaak voor een vervallen kerk.

Het onderwerp van het schilderij in de collective van de Hermitage levert een aantal problemen op. Het grootste probleem is de interpretatie van de oude man, omringd door boeren die hem bespotten. Door zijn kleding wordt gesuggereerd dat hij een Jood is. Hij wordt bespot om zijn niet-christelijk geloof en de geestelijke blindheid waarin hij zijn leven do-orbrengt. Zijn oosterse kleding is nogal ongebruikelijk. Hij is gekleed in een kamerjas met lange mouwen en zijn hoofd is bedekt met een brede hoofddoek. Dezelfde kostuums zijn te vinden bij de Joden in scènes uit de cyclus het Nieuwe Testament de meester. De ouderling met een hoofd-doek is te zien op de tekening De Kruisdraging (1640, privé-verzame-ling) [Onno van Seggelen]. Een soortgelijk type is afgebeeld in de eerste rij onder een menigte toeschouwers in de compositie "Ecce homo" (1641, privé-verzameling, No. 31109) [RKD]. Een andere indirecte bevestiging van deze veronderstelling is de serie tekeningen van Praagse Joden door Roelant Savery [Spicer, 1996]. Uit een andere reeks van zijn werken heeft Quast de boerentypes overgenomen die Yu. Kuznetsov [Kuznetsov, 1973] heeft geanalyseerd. Bovendien publiceerde Rulants neef Solomon Saveray een serie gravures van Quast [Hoop Scheffer, 1974]. Natuurlijk is de kled-ing van de Joden die Savery schetste in de Joodse gemeenschap in Praag

historisch veel nauwkeuriger. Maar de algemene snit en de dikke baarden van de mannen komen goed overeen met het uiterlijk van het personage op de tekening van Quast.

De oude man laat het boek en de schrijfstift vallen, die waarschijnlijk de nutteloosheid van zijn kennis en geloof betekenen. Men kan aanne-men dat zijn beroep onfatsoenlijk is. Met boeken werden in de 17de eeuw vaak alchemisten afgebeeld die, volgens een traditie die teruggaat op de werken van de noordelijke renaissance en literaire humanistische traditie, werden berispt omdat ze hun leven verspilden in het vergeefse streven naar rijkdom. Dit onderwerp is vertegenwoordigd in het werk van David Teniers de Jonge, Adriaen van Ostade en vele anderen. Pieter Quast is geen uitzondering en er zijn schilderijen die aan hem of aan kunstenaars uit zijn kring worden toegeschreven (Privé collectie, Christie's, New York, 6 Apr. 1989, lot No. 141) [Christie's]. De sterkste gelijkenis toont de oude man op de tekening met een van de genezers op het schilderij van de meester — een bezoek van een eenvoudige boer aan een kwakzalver (Musée des Beaux-Arts, Dole). Deze interpretatie wordt tegengewerkt door de afwezigheid van het gereedschap dat typisch is voor het beroep van het personage, of het nu gaat om een kolf met analyses of een drankje bij een genezer of chemische apparatuur bij een alchemist.

De oude man wordt omringd door boeren, die voorwerpen vasthou-den die verband houden met zinloosheid en vergankelijkheid van het leven, dat wil zeggen de symboliek van vanitas. Dit zijn gedoofde kaarsen en een zandloper. Ze hebben ook de attributen van domheid: de blaas-balg, die symbool was voor winderig karakter en een grote lamp, verwij-zend naar het spreekwoord "Een grote lantaarn met weinig licht". Veel van de personages bespelen pijpen en maken lawaai. Dit moet stichtelijkheid van de scène verhogen door de kijker te herinneren aan de traditie van de berisping die sinds de middeleeuwen in Europa bestond. In de Russische geschiedschrijving is deze traditie bekend onder de Franse naam "charivari" [Bakhtin, 1990, p. 163]. In Nederland werd het "scherminkelen" of "ketelmuziek" genoemd. De eerste term verdient de voorkeur, aangezien het woord "ketelmuziek" ook vaak gebruikt werd om lawaai tijdens fees-ten en carnavals aan te duiden [Moens, 1994, p. 38]. Dergelijke vernederende processies maakten deel uit van het leven in Nederlandse dorpen van de Vroegmoderne Tijd (16de, 17de eeuw). Aan deze straf werden veel misdaden tegen de goede zeden onderworpen. Het was gebruikelijk om snel gesloten huwelijken, zwangerschap, verlies van maagdelijkheid voor

Afb. 4. Pieter Quast. Man met pijp. 1635-1640. Perkament, zwart krijt. 18,5 x 12 cm. OR-5180

het huwelijk, weigering om te trouwen te berispen. Afbeeldingen van der-gelijke processies zijn ook elders te vinden, met name op een aantal schil-derijen van David Ryckart III [Statkevich, 2021].

Een andere tekening van Pieter Quast uit de collectie van Karl Ko-benzl (OR-5180, 18,5 x 12 cm) (afb. 4) toont een boer die op een laag krukje zit en een pijp rookt. De tekening in zwart krijt op perkament is ondertekend met een paraaf door de kunstenaar. Soortgelijke boerenfi-guren werden door Quast vaak in de tweede helft van de jaren 1630 op-genomen. Dit blad kan daarom worden toegeschreven aan deze datum.

Het thema roken was in de 17e eeuw erg populair in de Nederlandse kunst. Hoewel tabak pas in de tweede helft van de 16e eeuw in Europa arriveerde en eerst voor medische doeleinden als pijnstiller diende, won het als onderdeel van vrijetijdsbesteding al snel aan populariteit. Het werd in de 17e eeuw door veel mensen in pijpen gerookt, ook snuiftabak was populair. Fascinatie voor tabak in de lagere klassen werd een populair onderwerp voor kunstenaars, en afbeeldingen van rokende boeren

overspoelden de kunstmarkt. We vinden ze bij Adriaen Brouwer, David Teniers de Jonge, Adriaen van Ostade, Adriaen van de Venne en vele anderen. Roken werd echter gezien als levensverspilling, waarbij de snel-le levensstroom vergeleken werd met tabaksrook. Nederlandse pijpen waren echter van aardewerk en dus breekbaar. Een van deze gebroken dunne pijpen legt Quast op de grond, om de kijker te waarschuwen voor vluchtige en twijfelachtige genoegens.

Rokende boeren komen vaak voor op de tekeningen van Quast. Een man op een blad uit het Schlossmuseum in Weimar (No. 197617) [RKD] en een boer in een andere herbergscène uit een Nederlandse privéverza-meling [Onno van Seggelen] doen aan deze activiteit. De figuur van de boer is ook kenmerkend — een dikkere man met een grote neus, een lage hoed op zijn hoofd en een losgeknoopte wambuis. Een soortgelijk type is een zieke op het reeds genoemde schilderij uit de collectie van de Hermitage [Sokolova, 2017, p. 211]. Een soortgelijk personage is ook afgebeeld op een klein schilderij uit een Hongaarse privé-collectie [Kovacs, 2006, p. 216]. Hij zit op een vat, naast een olielamp en een kruik bier.

Het laatste blad (OR-5181, 17,8 x 15,2 cm) (afb. 5) toont een magere boer met een muts op, zittend op een laag krukje met een bierpul in de hand. Vanachter de deur gluurt een ontevreden oude vrouw. Hoewel de tekening ongesigneerd en ongedateerd is, lijkt zij qua stijl op het vorige blad en is gemaakt met zwart krijt op perkament. Waarschijnlijk is zij ook gemaakt in de tweede helft van de jaren 1630. Er zijn twee schetsen van een soortgelijke boerenkop in het Wallraf-Richartz Museum in Keulen en in een particuliere verzameling (Sotheby's, London, 9 Jul. 2008, lot No. 33) [Sotheby's]. Deze dienden als basis voor twee gravures uit een serie boerentypes [Hollstein, 1993]. Kenmerkend voor Quast is de afbeelding van een oude vrouw, een komisch personage dat haar man ter verantwoording roept of deelneemt aan zijn losbandigheid, wat in veel tekeningen van Quast te zien is. Er is er een in rood krijtwerk uit de collectie van Yale University [Boorsch, Marciari, 2006, p. 148], op een blad uit Boedapest waarop een spreekwoord is afgebeeld [Gerszi, 2005, p. 201] en vele andere. De verschijning van alleen een vrouwen-hoofd dat vanachter de deur naar binnen gluurt, sluit aan bij de icon-ografische traditie. In de boerenscènes van Adriaen Brouwer en David Teniers de Jonge worden de raisonneur personages (boze oude vrouwen of lachende boeren) vaak op die manier afgebeeld. Ze zijn ook aanwe-zig in Quast's eigen werken, zoals een nieuwsgierige jongeman die in

Afb. 5. Pieter Quast. Zittende man met een kroes.

1635-1640. Perkament, zwart krijt. 17,8 x 15,2 cm.

OR-5181

een taveerne gluurt waar twee drinkende boeren zitten op een tekening uit een privecollectie (No. 57428) [RKD]. En op het schilderij met de kwakzalver uit de Hermitage [Sokolova, 2017, p. 211] is de dood zo'n onverwachte bezoeker.

Uit dit overzicht van de tekeningen van Quast die zich in de colle-ctie van de Hermitage bevinden kan samenvattend worden gezegd dat de Hermitage over een van de beste grafische collecties van deze kunst-enaar beschikt. Het omvat werken van verschillende aard die voor ver-schillende doeleinden gemaakt. De grafische nalatenschap van Quast is vrij uitgebreid en ongewoon van techniek, vaak met zwart of rood krijt op perkament. Zijn tekeningen tonen aan hoe flexibel de kunstenaar was in dekeuze van zijn onderwerpen: hij maakt zowel vermakelijke genreta-ferelen, waaruit zijn fascinatie voor kluchten blijkt, als afbeeldingen met scenes uit het Oude Testament, die gekenmerkt worden door zijn belang-

stelling voor de barokke wereld van het 17e-eeuwse theater. Quast verwijst ook naar het werk van andere kunstenaars en ontleent verschillende mo-tieven, compositieschema's en stijluitingen aan Pieter Brueghel de Oude, Adriaen Brouwer, Adriaen van Ostade en vele anderen. De tekeningen die in Yu. Kuznetsov's artikel worden geanalyseerd en gepresenteerd zijn kopieën van werken van Roelant Savery. De andere vijf bladen worden in dit artikel voor het eerst gepubliceerd. Ze kunnen interessant zijn voor onderzoekers van de 17e-eeuwse Nederlandse kunst en licht werpen op onbekende bladzijden in de oeuvregeschiedenis van de kunstenaar. Een uitgebreide studie van zijn oeuvre is nog niet uitgevoerd, en veel van de feiten van zijn leven en werken blijven nog onbekend.

Met dank aan: De auteur dankt A. Yakovleva, A. Larionov, I. Mi-chailova, O. Tilkes en J. Grave voor hun hulp bij het verwerken van het onderzoeksmateriaal en het vertalen van het artikel.

REFERENCES

Bakhtin M. M. The work of François Rabelais and the popular culture of the Middle Ages and Renaissance. Moscow: Khudozhestvennaia literatura Publ., 1990. 541 p. (In Russian)

Boorsch S., Marciari J. Master drawings from the Yale University Art Gallery. New

Haven: Yale University Press, 2006. 280 р. Borusowski P., Janiszewska A. In the Workshop of a Netherlandish Master. Dutch and Flemish drawings from the collection of the National Museum in Warsaw. Warszawa: Muzeum Narodowe w Warszawie, 2017. 303 р. Bredius A. Pieter Jansz. Quast. Oud Holland, 20 (2), 1902. P. 65-82. Gerszi T. 17th-Century Dutch and Flemish Drawings. A Complete Catalogue. Budapest: Budapest Museum of Fine Arts, 2005. 393 р. Gudlaugsson S. J. The comedians in the work of Jan Steen and his contemporaries.

Soest: Davaco, 1975. 68 р. Hoop Scheffer D. de. Een serie bedelaars door Pieter Quast: 'T Is Al Verwart-Gaer-en. Bulletin van het Rijksmuseum, Jaarg. 22, Nr. 4. Amsterdam: Stichting het Rijksmuseum, 1974. P. 166-172. Kovacs Z. "The Witty Pieter Quast": The Works of an Amsterdam Master in Hungary Then and Now. Bulletin du Musée Hongrois des Beaux-arts, 104, 2006. P. 101-128.

Kuznetsov Yu. I. Pieter Quast Copied Savery's 'Naer het leven'-Drawings. Album

amicorum J. G. van Gelder. The Hague: Martinus Nijhoff, 1973. P. 215-218. Leeuwenberg J. Beeldhouwwerk van de schilder Pieter Quast. Bulletin van het Rijksmuseum, 14de Jaarg., Nr. 2. Amsterdam: Stichting het Rijksmuseum, 1966. P. 60-64.

Moens K. Muziek & Grafiek: Burgermoraal en muziek in de 16de- en 17de-eeuwse

Nederlanden. Antwerp: Hessenhuis, 1994. 160 p. Sachs H. Werke. Band XV. Tubingen: BLVS, 1885. 558 s.

Schade S. Schadenzauber und die Magie des Körpers: Hexenbilder der frühen Neuzeit. Worms: Wernersche, 1983. 163 s. Sokolova I. A. Dutch painting from the 17th to 18th centuries. Collection catalogue. Vol. 2. St. Petersburg: Izdatel'stvo Gosudarstvennogo Ermitazha Publ., 2017. 384 p. (In Russian)

Spicer J. The Star of David and Jewish Culture in Prague around 1600, Reflected in Drawings of Roelandt Savery and Paulus van Vianen. The Journal of the Walters Art Gallery, 54, 1996. P. 203-224. Stanton-Hirst B. A. The Influence of the Theatre on the Works of Pieter Jansz Quast.

Dr. Sci. thesis. Madison: University of Wisconsin-Madison, 1978. 570 p. Stanton-Hirst B. A. Pieter Quast and the Theatre. Oud Holland, 96 (4), 1982. P. 213-237.

Starting A. Een vroeg portrettype van Prins Willem II. Oud Holland, 68 (4), 1953. P. 237-238.

Statkevich V. O. Landscapes with Children's Images in the Painting of David Reikart III. Proceedings of the national scholar conference of students, post-graduate students and young scholars "Kurbatovskie chteniia". St. Petersburg: Skifiia-Print, 2021. P. 397-403. (In Russian) Vondel J. van den. De werken van Vondel. Deel III. Amsterdam: De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, 1929. 949 p.

GUIDES

Hollstein F. W. H. German and Flemish Engravings, Etchings and Woodcuts ca.

1450-1700. Vol. 7. Amsterdam: Van Gendt, 1962. 292 p. Hollstein F. W. H. Dutch and Flemish Engravings, Etchings and Woodcuts ca. 14501700. Vol. 42. Roosendaal: Koninklijke Van Poll, 1993. 211 p. Hollstein F. W. H. Dutch and Flemish Engravings, Etchings and Woodcuts ca. 14501700. Vol. 59. Rotterdam: Sound & Vision Publishers, 2003. 218 p.

INTERNET SOURCES

Christie's. Official website. Available at: https://www.christies.com/ (accessed: 22.11.2022).

RKD — The Netherlands Institute for Art History. Official website. Available at:

https://rkd.nl/nl/ (accessed: 22.11.2022). Lugt F. Les Marques de Collections de Dessins & d'Estampes. Official website. Available at: http://www.marquesdecollections.fr/introduction.cfm (accessed: 22.11.2022).

Onno van Seggelen. Official website. Available at: https://www.onnovanseggelen.

com/ (accessed: 22.11.2022). Sotheby's. Official website. Available at: https://www.sothebys.com/en/ (accessed: 22.11.2022).

Vladislav Statkevich

St. Petersburg State University, State Hermitage Museum

PIETER QUAST'S DRAWINGS IN THE COLLECTION OF THE STATE HERMITAGE MUSEUM

For citation: Statkevich V. Pieter Quast's drawings in the collection of the State Hermitage Museum. Scandinavian Philology, 2023, vol. 21, issue 1, pp. 162-180. https://doi.org/10.21638/11701/spbu21.2023.111 (In Dutch)

The article analyses five drawings by the Dutch painter Pieter Quast (circa 16061647) from the collection of the State Hermitage Museum. The sheets shown are unpublished. They are executed in the artist's characteristic technique: in black chalk on vellum; some sheets are signed and dated. They come from three different collections, four of the drawings came into the museum in the 18th century and one is a late acquisition and was purchased in 1972. The little-known master's diverse body of work is represented in museum collections and private collections mainly by graphic material, including numerous drawings. The artist's passion for drawing seems to have also been caused by his poor financial situation. Although Quast's biography is known in fragments, published archival materials reveal the artist's complex creative path. A study of his works from the national collection confirms their authorship and gives grounds for speculation about the reading of the subjects. The themes chosen by the master are inextricably linked with the pictorial tradition: the work of the 16th century masters, in particular Pieter Bruegel the Elder, and Quast's contemporaries Adriaen Braouwer, Adriaen van Ostade and others. The artist relied heavily on theatrical representations, both biblical and humorous folk sketches, as an important source of inspiration. This research paper analyses the master's drawings both in terms of iconography and using the formal and stylistic method, using comparative analysis and putting the works in line with the artist's other famous works.

Keywords: drawing, Pieter Quast, State Hermitage Museum, 17th century Dutch art, genre art, popular theatre.

Vladislav Statkevich

Postgraduate Student, Laboratory Assistant, St. Petersburg State University,

7-9, Universitetskaya nab., St. Petersburg, 199034, Russian Federation State Hermitage Museum,

34, Dvortsovaya nab., St. Petersburg, 190000, Russian Federation E-mail: vlstat@yandex.ru

Received: December 1, 2022 Accepted: January 9, 2023

i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.