UDC 811.112.5 Kamila Tomaka
Johannes Paulus II Katholieke Universiteit van Lublin, Polen
NOU TOCHEIGENLIJKBEST WEL ENG HOOR. OVER SEMANTISCHE WAARDE, INTERPRETATIE EN VERTAALMOGELIJKHEID VAN NEDERLANDSE PARTIKELS
For citation: Tomaka K. Nou toch eigenlijk best wel eng hoor. Over semantische waarde, interpretatie en vertaalmogelijkheid van Nederlandse partikels. Scandinavian Philology, 2022, vol. 20, issue 1, pp. 61-78. https://doi.org/10.21638/11701/spbu21.2022.105
Nederlandse partikels behoren tot de moeilijkst grijpbare elementen van de Nederlandse taal. De meeste leerlingen van het Nederlands weten niet wat ze ermee moeten doen en als gevolg hiervan slaan ze de partikels regelmatig over. De interpretatie en weer-gave van Nederlandse partikels vormt echter het probleem niet alleen voor leerlingen. Ook docenten, onderzoekers en vertalers hebben grote problemen met partikels in het Nederlands. Deze bijdrage stelt het onderzoek naar de grootste problemen met partikels in het Nederlands centraal. Mijn aandacht wordt dan vooral gericht op de semantische waarde, interpretatie en vertaalmogelijkheid van Nederlandse partikels. In deze bijdrage wordt ook ingegaan op de taxonomie van partikels in het Nederlands op basis van de hui-dige wetenschappelijke uitwerking. Aansluitend vervolg ik met de verdeling van Nederlandse partikels op basis van de discursieve niveaus waarop ze functioneren. Het doel van dit artikel is ook om de karakterisering van de categorie van Nederlandse partikels naast de categorie van Nederlandse bijwoorden te presenteren. Deze bijdrage geeft ook een overzicht van benaderingen van partikels die in het Nederlandse taalgebied zijn gebruikt met als doel hun belangrijkste punten te identificeren en een kader voor verdere analyse te suggereren. Het stelt ook dat de categorie van partikels om een aantal redenen een absorberend object van cross-linguistisch onderzoek is. Allereerst is de partikelscategorie tot nu toe in veel talen niet duidelijk afgebakend. Ten tweede verschillen de criteria die worden gebruikt om deze categorie te identificeren niet alleen cross-linguistisch, maar zelfs ook binnen Nederlandse studies. Bovendien is de classificatie van partikels in veel talen nog steeds niet grondig onderzocht en er moet nog een nauwkeurige identificatie van de equivalenten van Nederlandse partikels worden vastgesteld.
Sleutelwoorden: partikels, semantische waarde, interpretatie, vertaling, taxonomie.
1. INLEIDING
Vertalers Jacques Westerhoven (Japans-Nederlands) en Irina Mi-chajlova (Nederlands-Russisch) ontvingen de Martinus Nijhoff Vertaal-prijs 2020 van het Prins Bernard Cultuurfonds. Westerhoven ontving de prijs voor zijn vele vertalingen uit het Japans. Michajlova kreeg de prijs voor haar vertaaloeuvre van Nederlandse werken naar het Russisch.
In de bevindingen van zowel de juryleden als van de externe rapporteurs die door de jury werden geraadpleegd, komt een aantal aspec-ten naar voren: de grote accuraatheid waarmee de vertaalster te werk gaat, haar feilloze beheersing van het Russisch in al zijn stilistische en idiomatische nuances, en de durf waarmee de vertaalster oplossingen bedenkt voor lastige vertaalproblemen. De jury benadrukt dat een van de grootste vertaalproblemen het gebruik van Nederlandse partikels is [Juryrapport Nijhoff Vertaalprijs, 2020]:
Vrijwel niets ontsnapt aan haar aandacht, ook niet de modale partikels ('wel, 'toch, 'maar eens'...), die in het Nederlands zo vaak voorkomen: één-op-één-vertalingen zijn dan in het Russisch meestal niet mogelijk, maar de vertaalster compenseert dit door op een andere manier de juiste toon aan te slaan, met expressieve middelen die eigen zijn aan het Russische idioom en de Russische grammatica.
Dat doet mij zo meteen denken over de linguistische mogelijkheden die andere talen bieden om het gebruik van Nederlandse partikels te compenseren. Is het mogelijk om Nederlandse partikels één-op-één in een vreemde taal te vertalen? Zijn de lexicale tegenhangers van Nederlandse partikels soortgelijk? Om deze vragen te kunnen beantwoorden geloof ik dat het noodzakelijk is om een onderzoek te voeren naar het partikelgebruik in het Nederlands, al is het niet zo eenvoudig om een synthetisch onderzoekskader uit te werken en een vaste bron van verge-lijkbaarheid tussen Nederlandse partikels en hun equivalenten in andere talen te vinden. Het probleem van commensurabiliteit van partikels is allesbehalve een eenvoudig probleem.
2. DE TIEN GROOTSTE PROBLEMEN MET NEDERLANDSE PARTIKELS
Partikels in het Nederlands zijn dus ongetwijfeld een gedetaillerd onderzoek waard. Zowel voor de moedertaalsprekers die zich vaak niet realiseren welke betekenis een bepaald partikel met zich mee brengt.
Maar vooral ook voor Studenten en leerlingen NT2 en NVT. Aan het begin van dit onderzoek heb ik de grootste problemen met partikels in het Nederlands waarmee Studenten, docenten, onderzoekers of vertalers te maken krijgen, opgesomd. Ik heb die problemen opgesteld op basis van de bestaande literatuur maar ik kan ook vanuit mijn eigen ervaring als docente Nederlands in Polen inbrengen dat ze heel vaak optreden bij het onderwijs van Nederlands als vreemde taal. Vanuit mijn onderwijserva-ring met name met beginnende studenten zie ik namelijk de volgende tien problemen als de grootste obstakels met partikels:
1. Vertaalproblemen.
2. Problemen bij het onderwijs van Nederlands als vreemde taal.
3. De aandacht voor partikels in lesmethoden is nogal beperkt.
4. De precieze betekenis van partikels is uiterst lastig te omschrij-ven voor moedertaalspreker zelf.
5. Sommige partikels hebben ook een functie als bijv. voegwoord of bijwoord, wat het nog lastiger maakt om ze te definieren.
6. Het gebrek aan een Nederlands partikelwoordenboek.
7. Problemen om uiting te geven aan beleefdheid (of het tegenge-stelde daarvan) voor mensen die het Nederlands als vreemde taal leren.
8. De taalleerders die de cultureel-bepaalde context niet van jongs-af hebben meegekregen, hebben grote moeilijkheden bij zowel de interpretatie als de produktie van partikels [van de Poel, van de Walle, 1994].
9. Het probleem van de polysemie van partikels: 'Ik heb toch maar vijf minuten overstaptijd in Zwolle'?' 'Nee, niet vijf, maar drie minuten' 'Echt waar? Dan kan ik maar beter opschieten!' (Driemaal het woord 'maar', drie verschillende betekenissen).
10. Het verschil in partikelgebruik in een geschreven tekst en een gesproken taal.
Hoewel al deze problemen tot op zekere hoogte onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is het niet mijn bedoeling om ze hier case by case uitgebreid te behandelen. In deze bijdrage concentreer ik mijn aandacht vooral op de semantische waarde, interpretatie en vertaalmogelijkheid van Nederlandse partikels. Deze kleine woordjes hebben constant ve-randerende betekenis afhankelijk van de context waarin ze voorkomen. Daarom is de vertaling van Nederlandse partikels vaak erg problema-
tisch. Ze zijn niet altijd letterlijk te vertalen of simpelweg te vervangen door hun buitenlandse equivalent. In de vertaling krijgen ze vaak een kunstmatige betekenis, zodat hun genuanceerde werking in de context geheel verdwijnt. De vertalingen trachten niet altijd zo goed als mogelijk het betekenisveld van Nederlandse partikels te dekken.
3. INLEIDENDE VOORBEELDEN
Om de aard van het probleem beter te laten zien, presenteer ik een kort zinnetje:
Nou toch eigenlijk best wel eng hoor.
Deze zin bevat zes woorden die als partikel geclassificeerd kunnen worden. Als ik de studenten vraag of ze spontaan een poging zouden willen doen om deze zin naar het Pools te vertalen, raken ze meteen in problemen. Het Pools bezit wel degelijk partikels. Maar toch is het par-tikelgebruik in vergelijking met het Nederlands beperkt. Daarom ver-loopt de interpretatie van Nederlandse partikels voor Poolse studenten helaas niet zonder problemen. In het vertaalproces grijpen eerstejaars studenten Nederlands vaak naar een woordenboek op zoek naar een één-op-één-vertaling. Op deze manier worden Nederlandse partikels te letterlijk vertaald en dan klinkt deze zin vreemd of zelfs absuurd in de oren. De eerstejaars studenten beseffen meestal niet dat een goed begrip van de betekenis van Nederlandse partikels zeker waardevol is omdat partikels een belangrijke bijdrage leveren aan de organisatie van de tekst en informatie geven over de houding van de verteller of spreker ten opzichte van wat hij zegt en ten opzichte van de hoorder. Kennis van de partikels verrijkt dus de interpretatie van de teksten waarmee ze te maken krijgen.
Er wordt ook gesteld dat een tolk Nederlands-Pools geconfronteerd zou worden met zijn eigen machteloosheid als hij het volgende gesprek tussen Geert Wilders en premier Rutte simultaan moet vertalen [Het Parool]:
Wilders: 'Het was Pechtold die zei: een islamitische aap, het was mijn collega die zei: daar komt de islamitische aap uit de mouw. En hij heet... Inderdaad. Maar dat is beeldspraak.'
Rutte: 'Maar dat is dan toch zo.'
Wilders: 'Dat is de beeldspraak.'
Rutte: 'Ach!'
Wilders: 'Ja, wat ach? Doe eens normaal man!'
Rutte: 'Doe eens normaal man? Doe lekker zelf normaal! Tsjongejonge...'
Wilders: 'Lezen voordat u wat zegt!'
Rutte: 'Ik zou zeggen doet u zelf eens normaal. Meneer Wilders. Je kunt toch niet praten over de premier van Turkije als een islamitische aap. Dat is toch een idiote uitspraak!'
Wilders: 'Doe eens normaal en rustig man!'
Rutte: 'Ik ben hier volkomen rustig.'
Dit gesprek wordt gekruid en genuanceerd met veel verschillende partikels. Vroeger werd vaak gedacht dat deze woorden geen betekenis hebben maar dat ze bijvoorbeeld gebruikt worden om tijd in het gesprek te winnen. Dit voorbeeld toont echter aan dat dit niet klopt en dat de partikels juist heel belangrijk zijn voor de communicatie (alhoewel in dit gesprek is er geen communicatie mogelijk).
Met deze voorbeelden hoop ik te hebben geïllustreerd dat het voor een beter begrip van Nederlandse partikels essentieel is systematisch onderzoek te voeren zodat de meeste problemen opgelost kunnen worden. Allicht zal de vraag rijzen: maar wat maakt het dan zo moeilijk om Nederlandse partikels te begrijpen en dan te vertalen? Wat veroorzaakt de neiging om ze in leer- of vertaalproces over te slaan? Wat vertalen we eigenlijk? Ik geloof dat om deze vragen te kunnen beantwoorden moet worden vastgesteld dat het voor een beter begrip van het functioneren van diverse partikels in het Nederlands en ook voor hun duidelijke be-schrijving essentieel is om systematisch onderscheid te maken tussen hun algemene semantische waarde (betekenis) en hun interpretatie in verschillende contexten. Verder zou ik geneigd zijn om Nederlandse partikels naast de functie groepen ook te verdelen en te beschrijven op basis van de discursieve niveaus waaarop ze functioneren en volgens de aard door deze partikels uitgedrukte relaties tussen discursieve eenhe-den. Volgens mij is dit onderscheid heel belangrijk en werkt vaak ver-helderend om de betekenis van Nederlandse partikels te begrijpen en dan duidelijk genoeg uit te drukken in een andere taal.
4. KARAKTERISERING VAN PARTIKELS IN DE NEDERLANDSE
TAALKUNDE
De meeste Nederlandse bijdragen over partikels, ongeacht het theoretische kader dat ze vertegenwoordigen, beginnen hun analyses met uitspraken over de problematische en heterogene aard van deze cate-
gorie [Foolen, 1986]. Soortgelijke reflecties zijn te vinden in referentie-grammatica's. Aan de ene kant beweren de wetenschappers dat partikels kleine en raadselachtige woorden zijn, maar een wereld van verschil kunnen maken in taal. Zo beschrijft Van der Wouden [van der Wou-den, 1999] partikels in het Nederlands als 'smeermiddelen van de taal' of 'woordjes die het Nederlands markeren' [van der Wouden, 2006]. Aan de andere kant merken de taalkundigen op dat de categorie van partikels de prullenbak-categorie van grammatica vormt en noemen ze de partikels 'rotwoordjes' [van der Wouden, 1999] of 'geluiden zonder bijzondere betekenis' [Foolen, 1986]. Dergelijke uitspraken lijken op het citaat uit een inleidend taalkundig boek: "If it's small and you don't know what to call it, call it a particle" [Hurford, 1994, p. 153].
Om de benaderingen van partikels in de Nederlandse taalkunde te schetsen, is het nuttig even terug te gaan naar de vroege karakterisering van deze categorie. Oorspronkelijk gebruikte de Nederlandse gramma-tica de term partikel om naar alle onverbogen woorden te verwijzen [Hoogvliet, 1903]. In de Nederlandse taalkunde werd de categorie oor-spronkelijk gedefinieerd om van toepassing te zijn op een relatief grote groep woorden die 'invoegselwoordjes' worden genoemd [Hoogvliet, 1903]. In de 19e eeuw is de categorie van partikels in de Nederlandse grammatica geleidelijk opgenomen in de categorie van bijwoorden. Ho-ewel partikels in de Nederlandse taalkunde een aparte woordklasse vor-men, vallen ze traditioneel tot nog toe in de categorie van bijwoorden [van der Wouden, 1999, p. 105; Haeseryn et al., 1997]. In de Nederlandse taalkunde wordt de dynamische aard van de categorieën van partikels en bijwoorden vaak opgemerkt.
Het belang van de meest recente publicaties op het gebied van Nederlandse partikelsstudies is het vaststellen van de classificatiecriteria voor elk type afzonderlijke partikels, en het verduidelijken van hun reeks van betekenissen. De moeilijke status van partikels in het Neder-lands verklaart waarom wetenschappers er tot nu toe nauwelijks in sla-agden tot een bevredigende classificatie te komen. Het probleem van de classificatie van partikels is het probleem dat grote controverses veroor-zaakt, zowel in de algemene taaltheorie als bij de analyse van partikels in afzonderlijke talen. Onderzoekers benaderen dit probleem vanuit verschillende gezichtspunten en passen verschillende criteria toe op de classificatie van partikels. Daarom is er veel subjectiviteit bij het definië-ren van deze criteria en bijgevolg vinden we verschillende classificaties.
5. TAXONOMIE VAN NEDERLANDSE PARTIKELS
Als het gaat om het specificeren van de criteria voor de classificatie van Nederlandse partikels, is het heel ingewikkeld. Tot nu toe bestaat er niet zoiets als een alomvattend overzicht van Nederlandse partikels en ze zijn nooit grondig geclassificeerd. De grammaticale en semantische eigenschappen van Nederlandse partikels worden onvolledig behandeld in grammatica's, woordenboeken en in cursusmateriaal Nederlands als vreemde taal. Ondanks pogingen om een woordenboek van Nederlandse partikels te maken [van der Wouden, 2002], slaagden onderzoekers er niet in een bevredigende classificatie in te voeren en de reikwijdte van de klasse van partikels in het Nederlands in duidelijke bewoordingen te specificeren. Dit lijkt hier essentieel, aangezien de taalkundige literatuur op het gebied van de Nederlandse partikelsstudie uiteenlopende lijsten van partikels biedt, soms zeer verschillend van elkaar, en vermoedelijk niet uitputtend. Die lijsten kunnen echter in verder onderzoek worden gebruikt als bron voor mogelijke classificatie van Nederlandse partikels, en vervolgens worden herzien en verrijkt met de daarin ongemarkeerde eenheden met betrekking tot hun equivalenten in andere talen.
Hoewel er veel onduidelijkheid bestaat op het gebied van Nederlandse partikels en hoewel ze moeilijk te categoriseren zijn, hebben sommige onderzoekers geprobeerd een voorlopige taxonomie te introduceren. In deze studie volg ik de classificatie van Nederlandse partikels die gemaakt is door onderzoekers als Foolen, van der Wouden, König, Redeker, Vandeweghe, Devos, De Meersman. Nederlandse partikels kunnen op verschillende manieren in groepen worden ingedeeld. Op grond van de functie in de tekst, d.w.z. van de precieze bijdrage die partikels leveren aan de uiting waarin ze voorkomen, worden ze in functioneel georiën-teerde analyses meestal in drie groepen ingedeeld.
De onderzoekers onderscheiden meestal modale partikels, focus- of scope partikels en discours- of verbindingspartikels. Deze classificatie streeft er gewoonlijk naar om de grenzen tussen het bereik van de betekenis van Nederlandse partikels te trekken door hun semantische, syntactische en pragmatische eigenaardigheden te onthullen. Door dit descriptieve kader over te nemen en uit te breiden, kan men dus beginnen met het karak-teriseren van partikels in het Nederlands binnen deze drie hoofdgroepen.
De Nederlandse modale partikels duiden op een bepaalde houding van de spreker ten opzichte van de in de uitgesproken zin uitgedrukte ge-
dachte. Ze benadrukken een bepaald aspect van een boodschap en bren-gen de stemming of houding van de spreker over. De modale partikels zijn meestal erg moeilijk om te vertalen. Eén partikel kan in een bepaalde context het ene betekenen, maar in een andere context iets heel anders. Daarnaast hebben Nederlandse modale partikels vaak een tegenhanger in een of meer andere woordklassen. Partikels zoals nou, toch, eens, maar, dan, ook, even, zelfs, misschien, soms vallen onder deze groep. In de of-ficiële grammatica van de Nederlandse taal (De Algemene Nederlandse Spraakkunst, ANS) worden modale partikels ook geclassificeerd als 'scha-keringspartikels', die betrekking hebben op de gehele zinsinhoud en deze op subtiele wijze schakeren [Haeseryn et al., 1997, р. 457].
De focus- of scope partikels dat zijn de partikels die het precieze bereik (de 'scope') van een taalelement afbakenen, met andere woorden partikels die specificeren op wie/wat of in welk geval dat element van toepassing is. De lijst van focus- of scope partikels omvat meestal alleen, ook, zelfs, slechts, vooral, met name, niet eens, juist, en maar in de zinnen zoals We zijn maar arme taalkundigen [König, 1991; van der Wouden, 2002]. Binnen de categorie van focus partikels onderscheidt Van der Wouden ook tijdspartikels. Dit zijn partikels die een tijdsaspect uitdrukken zoals al, nog, pas, weer, (niet) meer.
De discours- of verbindingspartikels markeren verschillende soorten verbanden of samenhangende relaties binnen de argumentatie. Ze worden ook coördinatoren genoemd die de verbinding tussen verschillende teksteenheden aangeven. Ze hebben te maken met de tekststructuur en-presentatie, en worden daarom ook wel tekststructurerend of presenta-tioneel genoemd. De meest voorkomende discours partikels zijn onder andere: dus, enfin, kortom die aanduiden of suggereren dat de spreker (een deel van) het gesprek samenvat of een conclusie wil maken. De lijst van discourspartikels omvat ook het partikel maar in zinnen als Maar hoe zit het nou met datproefschrift van jou dat door een spreker gebruikt kan worden om zijn of haar gesprekspartner(s) duidelijk te maken dat er een ander onderwerp wordt aangesneden [Redeker, 1994]. De partikels kijk, hé, hoor, joh [van der Wouden, 2002; Redeker, 1994] behoren ook tot deze groep. Deze partikels worden dus vaak gebruikt om het discours te verbinden en te organiseren, bijv. om het begin van een nieuw deel van de argumentatie te markeren, om te eindigen of van onderwerp te veranderen, om de argumentatie samen te vatten, te ordenen, of te rangschikken. Ze fungeren ook als antwoordfiches in een gesprek. De
partikelslijst van Van der Wouden omvat ook graadpartikels zoals zo, erg, te.
Interessant is dat de officiële grammatica van de Nederlandse taal (ANS) de focus en modale partikels (hier 'schakeringspartikels') in de categorie van bijwoorden als oordeelpartikels classificeert. Vandeweghe, Devos en De Meersman [Vandeweghe et al., 2013, p. 147] verdelen de oordeelpartikels verder in vijf groepen, die zij handig vinden om de semantiek van partikels te presenteren in plaats van hun formele clas-sificatie. De vijf groepen die ze onderscheiden zijn: aspectuele partikels (al./reeds, nog, niet meer, nog niet, nog maar, pas), restrictieve partikels (maar, enkel, alleen, alleen maar), additieve partikels (ook, zelfs, niet eens), preciserende partikels (net, juist, precies, uitgerekend), en benaderende partikels (bijna, vrijwel, nagenoeg).
6. LEXICALE BETEKENIS EN MODALE BETEKENIS
In de hierboven beschreven onderverdeling worden vooral modale partikels beschouwd als functie worden, d.w.z. woorden, die geen lexicale betekenis hebben of liever die een betekenis hebben, die geen feite-lijke informatie toevoegt aan de betekenis van de zin en die pragmatisch moet worden beschouwd. Het kan echter problematisch zijn dat er toch vaak een 'lexicaal' woord bestaat dat dezelfde vorm heeft en dat wel een lexicale betekenis heeft en dus als een polyseme variant kan worden beschouwd. In het artikel van Beheydt vinden we geschikte voorbeelden daarvoor [Beheydt, 2004, р. 23]:
Lexicale betekenis
Ik kom zeker voor acht uur aan.
Je hebt maar vijf minuten.
Bram zal misschien wat later komen.
We praten soms met de patiënten.
Marieke zal er ook zijn.
Dat gebeurt maar eens in de vijf jaar.
Je moet nog even wachten.
Blij dat je toch gekomen bent.
Dan moet je me waarschuwen.
Ik heb alleen gezegd dat het te laat was.
Modale betekenis
Jij bent zeker Lieveke?
Kom maar binnen.
Heb je misschien een mes?
Is Karoo soms thuis?
Hoe heet jij ook weer?
Zal ik je eens wat zeggen?
Luister eens even.
Hou dan toch op.
Wat bedoel je dan?
Ik heb er alleen niet aan gedacht.
Beheydt bewijst dat, in tegenstelling tot de onderstreepte woorden in de zinnen in de linkerkolom, de onderstreepte partikels in de zinnen
in de rechterkolom geen lexicale betekenis hebben die specifieke infor-matie toevoegt aan de zin en waarvan we een precieze lexicografische definitie kunnen geven, los van een context. De betekenis van de Partikels in de zinnen in de rechterkolom is afhankelijk van de context en van de specifieke communicatieve situatie en is daardoor tot op zekere hoogte flexibel.
7. SEMANTISCHE WAARDE EN INTERPRETATIE VAN PARTIKELS IN HET NEDERLANDS
Het is vaak ook zo dat verschillende partikels diverse nuances kunnen uitdrukken, afhankelijk van diverse contexten. Deze nuances be-horen niet tot de betekenis maar tot de interpretatie van het partikel in deze specifieke contexten, of zoals Beheydt dat noemt, tot de modale illocutie. Het partikel kan gebruikt worden als het gaat om een uitvoe-ring van een wens, of een verzoek of om het uitdrukken van de diverse gevoelens [Beheydt, 2004, p. 24]:
Luister eens even. Je ziet maar. Hou toch op! Doe maar! Is Ferre soms thuis? Hoe heet je ook weer? Kijk dan toch!
Heb je dan een digitale camera? Kijk eens!
Bert zal wel te laat komen.
Ja toch? Niet dan?
Hij zal toch wel komen?
Ik doe het niet, hoor.
Je had zekergeen grotere!
Wat is dat nou?
Hij valt nog op zijn hoofd.
[wens]
[berusting]
[irritatie]
[aanmoediging]
[twijfel]
[onzekerheid]
[ongeduld]
[ongeloof]
[verzoek]
[veronderstelling]
[verzoek om instemming]
[hoop]
[waarschuwing] [ironie] [verbazing] [vrees]
8. EENZELFDE PARTIKEL — VERSCHILLENDE INTERPRETATIES
Iedereen die Nederlandse partikels uit het hoofd leert of een ver-taling van Nederlandse partikels maakt moet evenwel in acht nemen dat hetzelfde partikel verschillende nuances kan uitdrukken afhanke-
lijk van de context en situatie waarin het wordt gebruikt. In het leer- of vertaalproces is het dus heel belangrijk om niet automatisch met die partikels te beginnen maar te beseffen dat bij eenzelfde partikel steeds verschillende interpretaties mogelijk zijn zoals de hiernavolgende zinnen met respectievelijk maar [zie ook Foolen, 1993] en toch [zie ook Elffers, 1997] illustreren [Beheydt, 2004, р. 24, 25]:
Doe maar! Geef maar gas. Doe maar. Ik hou je niet tegen. Doe maar. Ik heb daar geen moeite mee. Kijk maar.
Geef die boeken maar hier.
Ikga maar naar huis.
Maar wie we daar hebben!
Wat doe je toch? — Hou daar mee op.
Hijgaat toch niet springen?
Hij gaat toch niet springen. Ik zie dat.
Ik heb dat toch nietgezegd.
Het is nu toch te laat.
[aanmoediging] [berusting] [geen bezwaar] [suggestie; van der Wouden, 2002, 24]
[geruststellend en vriendelijk
verzoek; Haeseryn et al., 1997,
p. 457]
[besluitend]
[verwondering]
[irritatie]
[vrees]
[zekerheid]
[verwijt]
[ontgoocheling]
9. CONCEPTUELE BETEKENIS
Beheydt merkt ook op dat diezelfde woorden die wel een lexicale betekenis hebben ook van elkaar kunnen verschillen in betekenis, maar hier hebben we te maken met een verschil op het conceptuele niveau. De betekenis van deze woorden kan nog steeds gedefinieerd worden los van context en situatie. Hij geeft volgende voorbeelden daarvoor [Beheydt, 2004, р. 25]:
Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd.
Ik heb maar vijf euro meer.
In de eerste zin heeft het woordje maar de lexicale betekenis echter. In de tweede zin maar is een bijwoord met de lexicale betekenis slechts. De betekenis is hier conceptueel gegeven en niet, zoals in het geval van partikels, op basis van illocutieve taalhandeling en context. Om dit ver-schil nog duidelijker te maken zou ik hier geneigd zijn om Nederlandse partikels naast de functie groepen ook te verdelen en te beschrijven op
basis van de discursieve niveaus waarop ze functioneren en volgens de aard door deze partikels uitgedrukte relaties tussen discursieve eenhe-den.
10. DRIE DISCURSIEVE NIVEAUS -ONDERZOEKSVOORSTEL
Nederlandse partikels kunnen worden verdeeld en beschreven op basis van de discursieve niveaus waarop ze functioneren. Er zijn tenminste drie niveaus waarop de functie van partikels geanalyseerd kan worden. Dit model werd met succes gebruikt door Nederlandse wetenschappers voor het beschrijven van partikels in dode talen, die behoorlijk rijk aan partikels zijn — Latijn [Kroon, 1995] en Oudgrieks [Wakker, 1997]:
Tabel 1. Het model voor de verdeling van Nederlandse partikels op basis van de discursieve niveaus waarop ze functioneren
Functie Discourse niveau Aard uitgedrukte relatie Enkele Nederlandse voorbeelden
focus- of scope partikels representa-tioneel semantische relaties tussen de standen van zaken in de gerepresenteerde wereld alleen, ook, zelfs, maar
verbindings-partikels presentationeel functionele relaties tussen discourse eenheden dus, enfin, kortom, maar
modale partikels interactio-neel de relatie van een discour-se-eenheid tot zijn niet-verbale, communicatieve omgeving nou, toch, eens, maar, dan, ook, even, misschien, soms
Men kan dus denken aan deze voorbeelden in het Nederlands:
Representationeel:
Ik ben maar een gewone mens.
Presentationeel:
Maar hoe zit het nou met dat proefschrift van jou.
Interactioneel:
Dan ga ik maar naar huis.
Op het representationele niveau geeft de spreker de (echte of een denkbeeldige) wereld weer buiten de taal en de verbanden daarin. Veel
voegwoorden werken op dit niveau, maar ook partikels. Het presenta-tionele niveau gaat over de (thematische en communicatieve) structuur die de spreker in zijn tekst aanbrengt. Deze structuur geeft aan wat de verbanden tussen de teksteenheden zijn (hoofdlijn, achtergrond, ander onderwerp aansnijden, samenvatten). Op het interactionele niveau ligt de relatie tussen de spreker en de adressaat. Op dit niveau wordt aange-geven hoe taaluitingen in een uitwisseling passen.
11. VERTAALMOGELIJKHEID VAN NEDERLANDSE PARTIKELS
Als er in een bepaalde context de interpretatie van het partikel werd vastgesteld ofwel op basis van de functie in de tekst of op de grond van de discursive niveau waarop het fungeert, dan komt de kwestie van weergave in een andere taal: hoe kan die interpretatie in een andere taal worden vertaald? Er dient hier opgemerkt te worden dat er alleen richt-lijnen bestaan voor de omgang met partikels in het vertaalproces.
Ten eerste moet de vertaler beseffen dat, hoewel de meeste talen be-hoorlijk rijk aan partikels zijn, er vaak geen corresponderende equivalent voor het Nederlandse partikel voorhanden is of de buitenlandse term te vaag is om de betekenis van Nederlandse partikel duidelijk genoeg uit te drukken ofwel een andere inhoud heeft. Ten tweede moet hij weten dat een andere taal immers over andere middelen beschikt om dezelfde betekenisnuances uit te drukken, bijvoorbeeld de betekenis van modale partikels kan worden uitgedrukt met werkwoordstijden ('conditioneel'), met een wijze ('imperatief', 'vraag'), met intonatie, met toevoeging van andere partikel(s), met toevoeging van beleefheidswoordje. Ten derde moet de vertaler in de brontekst vooral de intenties van de spreker herkennen om dan het gebruik van specifieke partikel te kunnen omzetten naar of inpassen in de doeltaal. Ten laatste moet de vertaler zich bewust zijn van het feit dat deze kleine woordjes grote effecten kunnen hebben in het taalgebruik en dat de nauwkeurige cross-linguïstische zoektocht naar de equivalenten van partikels in de twee talen essentieel is voor een vruchtbare vertaling.
Partikelssonderzoek heeft veel wetenschappelijke aandacht gekre-gen, zowel in de Poolse als in de Nederlandse taalkunde. Het onder-zoek wordt ook steeds meer cross-linguïstisch: partikels worden vaak in een contrasterend perspectief geplaatst met hun equivalenten in andere talen. Studies die Nederlandse partikels contrasteren met hun equiva-
lenten in andere talen (bijv. Engels, Duits, Frans, Zweeds) zijn talrijk [bijv. Abraham, 1984; Nuyts, 2001; Aijmer, Simon-Vandenbergen, 2003; Hiligsmann, Noiret, 2005, 2010; de Vriendt, van de Craen, 2008], maar Nederlands-Pools of, meer in het algemeen, Nederlands-Slavisch con-trastief onderzoek op dit gebied is tot dusver eerder schaars en fragmentarisch geweest [Krizova, 2015].
Hoewel er een behoorlijke traditie bestaat in onderzoek naar Ne-derlandse en Poolse partikels, heeft het contrastieve onderzoek daar dus geen deel van uitgemaakt. De categorie van partikels is echter om een aantal redenen een absorberend object van cross-linguïstisch Ne-derlands-Pools onderzoek. Allereerst is de partikelscategorie tot nu toe in beide talen niet duidelijk afgebakend. Ten tweede verschillen de criteria die worden gebruikt om de categorie te identificeren niet alleen cross-linguïstisch, maar zelfs ook binnen Nederlandse of Poolse studies. Bovendien is de classificatie van partikels in beide talen nog steeds niet grondig onderzocht en er moet nog een nauwkeurige identificatie van de equivalenten van partikels in de twee talen worden vastgesteld.
Om al die ingewikkelde nuances van partikels te herkennen en dan in een vreemde taal uit te drukken 'moet de vertaler voorzien zijn van een zintuig voor wat anders is voor andere en anderstalige lezers. [...] Een vertaling moet spreken, moet zich uitspreken, in bedekte termen', benadrukt Naaijkens [Naaijkens, 2004, р. 18]. Daarvoor moet de vertaler de angst voor het nieuwe en het vreemde — of het nu gaat om vreemde kleine woordjes of om vreemde denkpatronen — wegnemen, of beter nog: hij moet die angst omsmeden tot een instrument dat een vruchtbare vertaling zal opleveren.
12. TOT SLOT
Ik sluit mijn artikel af met een gedicht van Ingmar Heytze uit zijn bundel De allesvrezer. Dit gedicht geeft in een notendop perfect weer hoe al die kleine woordjes het taalgebruik nuanceren [Heytze, 2016, р. 24]:
Woorden van de allesvrezer
Dus! Want! En! Maar!
Het arrogantste woord is dus. DUS weet dat twijfels niet meer hoeven.
Het redelijkste woord is want. WANTgeeft van alles
de reden aan.
Het plakkerigste woord is en. EN lijmt de dingen aan elkaar.
Het gemeenste woord is maar. MAAR zet alles weer op losse schroeven.
Deze kleine woordjes of smaakmakers in een tekst, zoals 'dus', 'want', en 'maar' zijn lange tijd in het zakje voor de moeilijke schroefjes van de Nederlandse grammatica gebleven, maar zijn juist woorden waarmee een auteur zijn communicatieve bedoelingen laat blijken. Het blijkt dat de functionele beschrijvingen van partikels een beter inzicht geven in de effecten die deze kleine woordjes in een bepaalde context kunnen hebben, waardoor het duidelijk wordt dat Nederlandse partikels niet zo-maar beschouwd kunnen worden als betekenisloze elementen die naar willekeur over een tekst worden verspreid, zoals velen het zien. Door systematisch naar het linguïstisch gedrag van partikels te kijken, maar ook naar het teksttype, de context waarin het gegeven partikel wel en niet voorkomt of naar het discursieve niveau waarop het werkt, kunnen we achter de functie en 'gevoelswaarde' van het kleine woordje komen en daardoor de grootse problemen met het gebruik van Nederlandse partikels oplossen.
REFERENCES
Abraham W. De betekenis en de functie van het Nederlandse wel — een vergelij-king met het Duits. Studies over Nederlandse partikels. Eds J. van der Auwera, W. Vandeweghe. Antwerp Papers in Linguistics, 35, 1984. P. 19-46. Aijmer K., Simon-Vandenbergen A. M. The Discourse Particle well and Its Equivalents in Swedish and Dutch. Linguistics, 41, 2003. P. 1123-1161. Beheydt L. Modale partikels en grammaticalisering. Langues à niveaux multiples. Hommage au professeur Jacques Lerot à l'occasion de son éméritat. Ed. H. Bouillon. Peeters: Louvain-la-Neuve, 2004. P. 22-34. de Vriendt S., van De Craen P. Schakeringspartikels in het Nederlands en het Frans. Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Gent: Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde, 2008. P. 5-15.
Elffers E. De onaccentueerbaarheid van modale partikels. Grammaticaal Spektakel. Artikelen aangeboden aan Ina Schermer-Vermeer. UvA: Amsterdam, 1997. P. 87-99.
Foolen A. De betekenis van partikels. Een dokumentatie van de stand van het on-derzoek, met bijzondere aandacht voor 'maar'. PhD thesis. K. U. Nijmegen, 1993. 244 p.
Foolen A. Typical Dutch noises with no particular meaning: Modale partikels als leerprobleem in het onderwijs Nederlands als vreemde taal. Verslag van het negende colloquium van docenten in de Neerlandistiek aan buitenlandse univer-siteiten. 's-Gravenhage: IVN, 1986. P. 39-57.
Haeseryn W., Romijn K., Geerts G., de Rooij J., van den Toorn M. C. Algemene Nederlandse Spraakkunst = ANS. Tweede, geheel herziene druk. Groningen: Martinus Nijhoff & Deurne; Wolters Plantyn, 1997. 1717 p.
Het Parool. Available at: https://www.parool.nl/nieuws/doe-eens-normaal-de-opvallendste-dialoog-van-het-jaar (accessed: 15.07.2021).
Heytze I. Voor de liefste onbekende. Amsterdam: Podium, 2016. 426 p.
Hiligsmann P., Noiret F. Modale partikels in het Nederlands, hoe worden die nou in het Frans vertaald? Le linguiste/De taalkundige, 51 (4), 2005. P. 13-21.
Hiligsmann P., Noiret F. Modale partikels in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans. Voor Magda. Artikelen voor Magda Devos bij haar afscheid van de Universiteit Gent. Red. De Caluwé J., van Keymeulen J. Gent: Academia Press, 2010. P. 281-292.
Hoogvliet J. M. Lingua. Een beknopt leer- en handboek van Algemeene en Neder-landsche taalkennis. Amsterdam: S. L. van Looy, 1903. 175 p.
Hurford J. R. Grammar: A student's guide. Cambridge: Cambridge University Press, 1994. 288 p.
Juryrapport Nijhoff Vertaalprijs 2020. Available at: https://www.cultuurfonds.nl/ju-ryrapport-nijhoff-vertaalprijs-2020-irina-michajlova (accessed: 01.11.2021).
König E. The meaning of focus particles: a comparative perspective. London: Rout-ledge, 1991. 232 p.
Krizova K. Het Nederlandse woord even en zijn Tsjechische equivalenten in het paralelle corpus InterCorp. Brünner Beiträge zur Germanistik und Nordistik, 29 (2), 2015. P. 151-165.
Kroon C. Discourse Particles in Latin. A study of nam, enim, autem, vero and at. Amsterdam: Gieben, 1995. 402 p.
Naaijkens T. Een wereld van verschil. Over taal en cultuur in vertaling. Taal en cultuur in vertaling. De wereld van Cees Noteboom. Eds S. Evenepoel, G. Ro-oryck, H. Verstraete. Antwerpen — Apeldoorn: Garant, 2004. P. 13-23.
Nuyts J. Epistemic modality, language, and conceptualization: A cognitive-pragmatic perspective. Amsterdam: Benjamins, 2001. 450 p.
Redeker G. Maar nu even iets heel anders — maar als segmentatiesignaal. Nauwe Betrekkingen. Voor Theo Janssen bij zijn vijftigste verjaardag. Eds R. Boogaart, J. Noordegraaf. Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU, 1994. P. 213-221.
Van de Poel K., Van de Walle L. Nederlandse partikels en andere kleine woor-den in het kader van beleefdheidsstrategieën, Nederlands in culturele context. Handelingen twaalfde Colloquium Neerlandicum. Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Woubrugge, 1994. P. 325-344. van der Wouden T, Caspers J. Partikels als leerprobleem in het Nederlands als
tweede taal. Internationale Neerlandistiek, 46 (3), 2008. P. 33-45. van der Wouden T., van Balen E., Caspers J. Modale partikels in het Nederlands als tweede taal: aanwijzingen voor een vaste verwervingsvolgorde. Internationale Neerlandistiek, 48, 2010. P. 31-40. van der Wouden T. Naar een partikelwoordenboek van het Nederlands. Neder-
landse Taalkunde, 7, 2002. P. 20-43. van der Wouden T. Partikels: woordjes die het Nederlands markeren. Wat iede-reen van het Nederlands moet weten en waarom. Eds N. van der Sijs et al. Amsterdam: Bert Bakker, 2006. P. 119-129. van der Wouden T. Smeermiddelen van de taal. Partikels in het Nederlands. Onze
Taal, 11, 1999. P. 292-295. Vandeweghe W., Devos M., De Meersman F. Grammatica van de Nederlandse zin.
Antwerpen — Apeldoorn: Garant, 2013. 366 p. Wakker G. C. Daarom dan dus. Kleine woorden, grote effecten. Oratiereeks Facul-
teit der Letteren. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2009. 28 p. Wakker G. C. Emphasis and Affirmation. New approaches to Greek Particles. Ed.
A. Rijksbaron. Amsterdam: Gieben, 1997. P. 209-231. Wenzel V. Partikels in het Nederlands als vreemde taal. Neerlandica Extra Muros, 42 (1), 2004. P. 33-43.
Kamila Tomaka
The John Paul II Catholic University of Lublin, Poland NO U TOCH EIGENLIJK BEST WEL ENG HO OR. ABOUT SEMANTIC VALUE, INTERPRETATION AND TRANSLATION POSSIBILITY OF DUTCH PARTICLES
For citation: Tomaka K. Nou toch eigenlijk best wel eng hoor. About semantic value, interpretation and translation possiblility of Dutch particles. Scandinavian Philology, 2022, vol. 20, issue 1, pp. 61-78. https://doi.org/10.21638/11701/spbu21.2022.105 (In Dutch)
Dutch particles are among the most difficult elements of the Dutch language to learn. Most students do not know what to do with particles and regularly omit them in text translations. However, the interpretation and translation of Dutch particles is a problem not only for students. Teachers, researchers, and translators also have great difficulties with them. This contribution focuses on research into the biggest problems with Dutch particles. My attention is focused on the semantic value, interpretation, and translation possibility of Dutch particles. This article also discusses the taxonomy of particles in Dutch based on current elaborations. I then proceed with the distribution of particles based on the discursive levels at which they function. The aim of this paper
is also to present the characterization of the category of Dutch particles next to the category of Dutch adverbs. This article demonstrates also an overview of approaches to particles taken in Dutch linguistics area with the aim of identifying their most important points and suggesting a framework for further analysis. Eventually, it states that the category of particles is also an absorbing object of cross-linguistic research for a number of reasons. First, the category of particles has not been clearly defined in many languages so far. Second, the criteria used to identify this category differ not only cross-linguistically, but even within Dutch studies. Lastly, the classification of particles in many languages has still not been thoroughly researched and an accurate identification of Dutch particles equivalents has yet to be established.
Keywords: particles, semantic value, interpretation, translation, taxonomy.
Kamila Tomaka
Assistant Professor of Dutch Linguistics,
Instytut J^zykoznawstwa WNH, Katolicki Uniwersytet Lubelski Jana Pawla II,
14, al. Raclawickie (CN-006), Lublin, 20-950, Poland
E-mail: [email protected]
Received: October 29, 2021 Accepted: February 22, 2022