Научная статья на тему 'Nomadische neerlandistiek'

Nomadische neerlandistiek Текст научной статьи по специальности «Языкознание и литературоведение»

CC BY
98
25
i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.
Ключевые слова
R. JAEGGI / Р. БРАЙДОТТИ / R. BRAIDOTTI / NOMADIC / ИДЕНТИЧНОСТЬ / IDENTITY / РОЛИ / ROLES / МЕЖДУНАРОДНАЯ НИДЕРЛАНДИСТИКА / INTERNATIONAL DUTCH STUDIES / Р. ЙЕГГИ / НОМАДИЗМ

Аннотация научной статьи по языкознанию и литературоведению, автор научной работы — Grave J.

The concept of identity has been intensively discussed for several decades. This contribution discusses firstly the relationship between the ‘self’, a coherent identity, alienation and authenticity. I will then elaborate on the nomadic and metamorphoses, in which I use the views of Gilles Deleuze, Félix Guattari and Rosi Braidotti. Thereafter I will clarify the role of these concepts for transfer and translation studies. Finally, I will give an answer to the question whether and how notions of ‘identity’, ‘nomadic’ and ‘cosmopolitanism’ apply or can be made fruitful for the international Dutch studies.

i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.
iНе можете найти то, что вам нужно? Попробуйте сервис подбора литературы.
i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.

Текст научной работы на тему «Nomadische neerlandistiek»

культура и культурные связи

udc 811.11-112+316.722 J. Grave

Munster Universiteit NOMADISCHE NEERLANDISTIEK

The concept of identity has been intensively discussed for several decades. This contribution discusses firstly the relationship between the 'self', a coherent identity, alienation and authenticity. I will then elaborate on the nomadic and metamorphoses, in which I use the views of Gilles Deleuze, Félix Guattari and Rosi Braidotti. Thereafter I will clarify the role of these concepts for transfer and translation studies. Finally, I will give an answer to the question whether and how notions of 'identity', 'nomadic' and 'cosmopolitanism' apply or can be made fruitful for the international Dutch studies.

Keywords: R. Jaeggi, R. Braidotti, Nomadic, Identity, Roles, International Dutch Studies.

Й. Граве

Мюнстерский университет

номадизм1 и иидерлаидистика

В последние десятилетия философы, социологи и филологи уделяют все большее внимание понятию идентичности. В данной статье с опорой на труды Рахели Йегги определяется соотношение между «самостью», т. е. когерентной идентичностью, отчуждением и аутентичностью. Далее, с учетом философских систем Жиля Делеза, Феликса Гваттари и Рози Брайдотти, излагаются современные представления о номадизме и метаморфозах. Цель автора — показать, что все эти идеи оказываются полезны в области культурного трансфера и теории перевода. И, наконец, в статье дается ответ на вопрос, каким образом понятия «идентичность», «номадизм» и «космополитизм» могут быть плодотворно применены в сфере международной нидерландистики.

Ключевые слова: Р. Йегги, Р. Брайдотти, номадизм, идентичность, роли, международная нидерландистика.

1 Номадизм — концепция, согласно которой будущее человечества видится не в национально-территориальной замкнутости и ограниченности, а в свободном передвижении по всей планете людей и их творений; всепланетное кочевничество.

280

DOI: 10.21638/11701/spbu21.2016.209

Op 7 oktober 2014 gaf de filosoof Rosi Braidotti in het ICI Berlin, het Institute for Cultural Inquiry, een lezing met de titel 'Thinking as a Nomadic Subject'.2 In het ICI spreken vrijwel altijd wetenschappers die werkzaam zijn op het brede gebied van cultural studies. Hoewel alle lezingen daar goed bezocht zijn, was het op deze avond druk, zelfs zo druk dat bezoekers overal op de grond plaats moesten nemen en mensen teruggestuurd werden omdat de organisatoren vreesden dat in ge-val van brand en andere calamiteiten het weleens tot grote rampen zou kunnen komen. Het overwegend jonge publiek onthaalde Braidotti als een popster en het hing, hoewel de inhoud van haar lezing niet eenvou-dig was, aan haar lippen.

De naam en opvattingen van Braidotti vond ik eerder uitgebreid terug in de studie Nomadic Literature van Jane Fenoulhet over Cees Nooteboom, die ik voor Internationale Neerlandistiek heb besproken [Grave, 2014, p. 270-273]. In eerste instantie zag ik aanknopingspun-ten met de filosofie van Rahel Jaeggi, die in haar studie Entfremdung. Zur Aktualität eines sozialphilosophischen Problems [Jaeggi, 2005, 2014] antwoorden zocht op vragen naar identiteit, vervreemding en authenti-citeit, thema's die een grote rol spelen in mijn bundel Na de roes [Grave, 2012]. Op de samenhang tussen het nomadische en transfer, vertaalde literatuur, waarbij — en dan citeer ik Michael Cronin — de vertaler als tussenpersoon voor metamorfosen ('agent of metamorphosis') en me-deschepper van een vertaalde literaire tekst ('co-creator of a translated literary text') wordt beschouwd en de verhouding tussen de internationale en nationale neerlandistiek, zal ik straks ingaan. Eerst zal ik iets zeggen over de rol die het nomadische voor de literatuurwetenschap kan spelen.

Rollen en essentialisme

Belangrijk in de studie Entfremdung. Zur Aktualität eines sozialphilosophischen Problems van Rahel Jaeggi is de discussie rond de entelechie, een begrip van Aristoteles, dat verwijst naar een kracht in een organisme dat als een opgewonden uurwerk zijn weg aflegt. Voor personen (en personages) betekent dit dat er zich in een persoon een kern zou bevinden die tegen weerstand in tot ontplooiing moet worden gebracht. Daaruit volgt dat authenticiteit ontstaat als een persoon in overeenstem-

2 Zie ook: https://www.ici-berlin.org/de/event/620.

ming leeft met deze innerlijke kern, met zijn 'eigenlijke zelf'. Jaeggi wijst op twee problemen: als men uitgaat van een 'eigenlijk zelf', een kern in een persoon, dan is er sprake van een persoon in een persoon. Ten tweede is de relatie tussen beide personen onduidelijk en zou dat 'zelf' ook onafhankelijk van de uitdrukking moeten bestaan. Dit concept wijst zij af [Jaeggi, 2015, p. 63]. Zij betoogt dat personen niet vervreem-den van een kern, maar van hun handelingen, van rollen, waarin zij zich onbehaaglijk voelen. De verwezenlijking van individuen vindt volgens haar plaats in en door de wereld, het gaat dus alleen om handelingen, niet om ontplooiing of verwezenlijking van een kern. Er is dus niet eerst een 'zelf' dat zich uitdrukt en zich kan verwezenlijken, maar dat wat we 'zelf' noemen, vormt zich terwijl het zich uitdrukt: 'Man verwirklicht nicht sich, sondern sich in dem, was man tut' [Jaeggi, 2005, p. 244]. Mensen bevinden zich altijd in diverse rollen tegelijk en kunnen ook uit rollen stappen, het 'zelf' is dus altijd een 'self in the making' [Jaeggi, 2005, p. 198-199].

Ik kon Jaeggi's inzichten gebruiken om de theorie van een genre, na-melijk de Bildungsroman, te verruimen — het is volgens de traditionele opvattingen bij uitstek een genre waarin het gaat om een kern die tegen weerstanden in tot ontplooiing wordt gebracht, een proces dat afgesloten is als de personages volwassen worden, terwijl Bildung, zoals Wilhelm von Humboldt het in Die Theorie der Bildung des Menschen (1794-1795) beschrijft, juist een dynamiek heeft die nooit afgesloten is en de grenzen van kennis, van rollen en handelingen voortdurend verlegd worden. Bildung is een streven, geen doel dat kan worden bereikt. Maar Jaeggi's opvattingen verwijzen ook naar een van de omschrijvingen die Michael Cronin in Translation and Identity (2006) van het kosmopolitisme ge-eft: 'The cosmopolitan political project can equally be envisaged at the level of the subject with the notion of multiple subjects. In other words, human subjects have a plurality of different loyalties, a multiplicity of different ways in which they can be described or defined' [Cronin, 2006, p. 9]. Het gaat in zijn visie niet om essentialisme, maar om uiteenopende kenmerken, die Jaeggi vermoedelijk rollen zou noemen: 'In this view, cosmopolitanism is a way of thinking through the complexity of a po-lyidentity rather than accepting single, all-encompassing identities for human subjects based on one variable alone' [Cronin, 2006, p. 9-10].

De stap van Jaeggi en Cronin naar Gilles Deleuze, Félix Guattari en Braidotti is niet groot: Deleuze en Guattari besteden in A Thousand Pla-

teaus: Capitalism and Schizophrenia (1988) veel aandacht aan het subject dat zich bevrijdt van de structuren die het beperken en dat resulteert in het ideaal van de 'schizo' en de 'nomade' [Deleuze, Guattari, 1988] . Verder gaan deze auteurs uitgebreid in op onderwerpen als mobiliteit, metamorfosen, hybriditeit, grensoverschrijdingen en fluiditeit, begrippen waarmee begrensde, dichotome categorieen open worden gebroken en waarbij de nadruk op processen en beweging ligt. Braidotti betoogt dat nomadische subjecten onder meer mobiel en veranderlijk zijn in te-genstelling tot de traditionele opvatting van een coherent, centraal 'zelf'.

Nomadisch denken en vertalen

Het nomadische is niet alleen van toepassing op de mobiliteit van personages en mensen — bijvoorbeeld auteurs — maar ook op de transfer van culturele goederen. Fenoulhet gebruikt Braidotti's opvattingen over het nomadische om het werk van Nooteboom te onderzoeken, in-clusief de vertalingen die onder de noemer 'mobiliteit van teksten' worden geanalyseerd. Met dat begrip kunnen de aspecten van vertalingen en reizen worden omschreven die nieuwe 'belongings' met zich mee brengen. Belangrijke impulsen om de mobiliteit van teksten te analyseren zijn afkomstig uit twee studies van Michael Cronin: Across the Lines: Travel, Language, Translation [Cronin, 2000] en het eerder genoemde Translation and Identity.

Volgens Cronin is er een duidelijk verband tussen reizen, dat hij als 'a form of lived translation' beschouwt, en lezen (lezen geeft lezers het gevoel deel te nemen aan het vertelde) en zijn er overeenkomsten tus-sen reizen en vertalen en reizigers en vertalers. Hij geeft daarvoor een aantal verklaringen: ze bevinden zich ten eerste tussen culturen, in een tussenruimte, een 'contact zone', een concept dat Marie Louise Pratt in 1992 introduceerde: 'social spaces where disparate cultures meet, clash, and grapple with each other, often in highly asymmetrical relations of domination and subordination — like colonialism, slavery or their aftermaths as they are lived out across the globe today' [Pratt, 1999, p. 4]. Daar is weliswaar sprake van een asymmetrische machtsverhouding, maar er vindt toch uitwisseling plaats. De vraag is — en Fenoulhet vraagt zich dit in haar studie over Nooteboom af — of deze metafoor culturen niet teveel als 'bounded entities' beschouwt en te weinig reke-ning houdt met culturen als praktijken, ideeen en houdingen, die in het individuele subject voortdurend in beweging zijn: 'Cultures as bounded

entities rather than sets of practices, ideas end attitudes that are constantly in touch in a number of ways' [Fenoulhet, 2013, p. 68]. Ten tweede overschrijden zij diverse grenzen: politieke, sociale, culturele en linguistische. Ze kunnen zich gemakkelijk tussen verschillende talen bewegen en dat verwijst volgens Braidotti naar een 'nomadic mode of being'. Ten derde hebben vertalers van teksten in zoverre met reizen te maken dat zij veel hebben moeten reizen om bekwame vertalers te worden. Cronin beschouwt een vertaler ten vierde als een 'powerful transformer', eerder noemde ik al Cronins omschrijvingen van de vertaler als tussenpersoon voor en medeschepper van een vertaalde literaire tekst. Hij geeft vertalers een prominente positie. In Across the Lines betoogt hij dat taal 'fundamenteel nomadisch' is ('fundamental nomadism of language') [Cronin, 2000, p. 36], noemt hij taal een 'huis' ('language as a home') en een vertaling vanuit een nomadisch perspectief een relatie tussen gast en gastheer:

Translation is conceived of in a nomadic mode is conceived as a guest/host relationship. The host opens up his/her house of language to the other buy any attempt to diminish the guest's otherness, to impose dominant norms of behaviour or expression on the other, is to violate the laws of hospitality [Cronin, 2000, p. 92].

De gastheer biedt ruimte aan de taal van de gast, maar elke poging om het andere van de gast aan te tasten, hem dominante normen van gedrag of uitdrukking op te leggen, tast de wetten van de gastvrijheid aan. De vaardigheden van een vertaler bestaan er niet alleen uit dat hij de woorden van de ene taal kan overzetten in een andere. Ten vijfde ontwikkelt Cronin in Translation and Identity zijn opvattingen over ver-talingen als nomadische praktijk verder, met name over de verhouding tussen lokaal en globaal. Voor hem is kosmopolitisme onder andere een praktijk of competentie: het is een vaardigheid om je weg te vinden in andere culturen en je actief bezig te houden met mensen die in andere culturen en talen leven [Cronin, 2006, p. 10], die niets met kosmocraten ('cosmocrats or the new hyperbourgeoisie') [Cronin, 2006, p. 11], een mobiele, meritocratische elite, te maken hebben. Cronin pleit voor een nieuw kosmopolitisme dat een plaats vindt bij vertaalwetenschappen en steun kan bieden bij het oplossen van problemen als diverse culturele groepen elkaar ontmoeten. Vertalers zijn daar bij uitstek geschikt voor: zij hebben begrip voor en kennis van andere culturen en zijn verant-

woordelijk voor communicatie. Hij pleit met behulp van een definitie van David Held voor cultureel kosmopolitisme: 'the ability to stand outside a singular location (the location of one's birth, land, upbringing, conversion) and to mediate traditions' [Cronin, 2006, p. 11].

Kosmopolitisme en internationale neerlandistiek

Is er, luidt mijn derde en laatste vraag, een samenhang tussen dit kosmopolitisme en de internationale neerlandistiek? Het antwoord op die vraag heeft te maken met de verhouding tussen de nationale en internationale neerlandistiek en de omgeving van die internationale neer-landistiek. Voor ik die kan beschrijven, ga ik terug naar Braidotti en met haar hulp nog veel verder terug in de geschiedenis: zij betoogt dat de Westerse filosofie vanaf de presocratici (o.a. Pythagoras, Heraclitus) gebaseerd is op de dialectiek van het verschil ('dialectic of difference'), op dichotomieen, waarmee verschillen worden uitgedrukt: man/vrouw, subject/object, dag/nacht, enz. lets anders is dan altijd anders dan een norm, en die norm, betoogt Braidotti, heeft als doel de hegemonie te rechtvaardigen van een cultuur, een klasse, een ras of een geslacht en dat is altijd blank, mannelijk, heteroseksueel, stadsbewoner met vrouw en kinderen. Er zijn volgens Braidotti drie standaardkenmerken waarop het andere — 'Otherness' in Braidotti's werk — wordt geconstrueerd: ten eerste 'sexualization' (niet-man, niet-heteroseksueel, enz.), ten tweede 'racialization' (niet-blank, niet-Griek, enz.) en ten derde 'naturalization' (vrouwen, kleurlingen, dieren). En die anderen worden gemarginalise-erd, buitengesloten en uitgebuit [Braidotti, 2012, p. 139].

De relatie tussen de nationale en internationale neerlandistiek kan ook met het begrip dialectiek van verschil worden uitgedrukt. Uit de begrippen internationaal/nationaal en intra/extramuraal blijkt men deze verschillen in tegenstellingen uit te drukken, waardoor er sprake is van grenzen, van een centrum en een periferie. De internationale neerlandi-cus is vaak — al is dat minder dan vroeger — van oorsprong geen neer-landicus, geen moedertaalspreker, wetenschappelijk niet in het Neder-landse taalgebied gesocialiseerd en hij publiceert ook in andere talen dan Nederlands en Engels [Grave 2008, p. 249-258; 2011, p. 420-427].

Hoe open of gesloten is deze grens, luidt mijn volgende vraag. En naar welke kant toe is de grens open? Wie zich in de geschiedenis van de neerlandistiek verdiept, kan vaststellen dat er nog nooit een niet-moedertaalspreker Nederlands of een deels of geheel buiten Nederland

of Vlaanderen gesocialiseerde neerlandicus in Nederland of Vlaanderen tot docent of hoogleraar is benoemd. Als ik naar mijn eigen onderzoek kijk, naar de geschiedenis van de neerlandistiek in Duitsland, dan blijkt dat er in de geschiedenis van zo'n tweehonderd jaar twee geleerden in aanmerking kwamen voor een hoogleraarschap: Johannes Franck die in 1882 en 1883 kandidaat was voor een hoogleraarschap in Nederland (Leiden en Amsterdam) maar op wie voortdurend kritiek kwam, niet omdat hij als wetenschapper tekort zou schieten, maar omdat hij te theoretisch was (typisch Duits, vonden zijn collega's in Nederland) en vooral omdat hij onvoldoende Nederlands kon schrijven en spreken — voor een hoogleraar Nederlands in een nationale filologie kennelijk een eerste vereiste [Grave, 2012, p. 207-224]. De tweede was de Nederlander André Jolles, van 1918 tot 1945 hoogleraar Nederlands en vergelijken-de literatuurwetenschappen te Leipzig, van wie, ondanks de steun voor hem van Johan Huizinga, benoemingscommissies van verschillende Nederlandse universiteiten vonden dat hij een dilettant was — nu zou men hem vermoedelijk geschikt vinden als hoogleraar cultural studies [Grave, 2002A, p. 83-94; 2002B, p. 72-73].

Feitelijk bestaat er pas sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een relatie tussen de neerlandistiek uit Nederland en Vlaanderen en de neer-landistiek in Duitsland en vermoedelijk de andere landen waar neerlan-distiek werd gedoceerd. De hiérarchie was vanaf het begin duidelijk: bij de bijeenkomsten van docenten uit het Duitse taalgebied, die toen voor het eerst werden georganiseerd, kregen hoogleraren uit Nederland een vanzelfsprekende rol als voorzitter, verder reisden Nederlandse hoogleraren naar Duitsland om lezingen te geven, maar het omgekeerde gebe-urde vrijwel niet. Uit de geschiedenis wordt duidelijk dat er consensus bestaat over de opvatting dat de internationale neerlandistiek een loot is aan de stam van de nationale neerlandistiek, ze wordt door haar gevoed en blijft door haar in leven. In de nationale neerlandistiek wordt bepaald wat acceptabel wetenschappelijk onderzoek is en daar worden de grenzen van de discipline vastgelegd.

De vraag is niet alleen of dit model juist is, maar ook of het wenselijk is en welke gevolgen de actualiteit heeft of zal hebben — en daarmee doel ik op de bezuinigingen van de Taalunie na 2012. Misschien is het model wel overdreven: mediévisten en taalkundigen Nederlands slagen er buiten het Nederlandstalige gebied uitstekend in om samenwerkings-verbanden met niet-neerlandici op te zetten en ook uit de dialectologie,

het dominante onderzoek van de j aren tien tot zestig van de vorige eeuw blijkt dat neerlandici uit de nationale en internationale neerlandistiek gezamenlijk onderzoek hebben gedaan, vaak ook samen met germanisten en romanisten. Voor literatuurwetenschappers blijkt dat minder eenvoudig te zijn. Literatuurwetenschappers hebben het moeilijker. Als ik kijk naar andere disciplines, bijvoorbeeld de germanistiek, dan wordt duidelijk dat zij er buiten het Duitstalige gebied wel in slaagt een eigen profiel te ontwikkelen zonder de nationale germanistiek, vaak onder in-vloed van de dominante stroming in de geesteswetenschappen. Er zijn moeiteloos allerlei oorzaken te bedenken waarom de internationale neerlandistiek het daar moeilijker mee heeft. Het geringe aantal vak-beoefenaars in het buitenland, van wie de positie voortdurend in ge-vaar is, het grote verloop door de matige betaling en de regeringen in Nederland en Vlaanderen hebben — en dat is merkwaardig in tijden van globalisering — steeds minder belangstelling voor de internationale neerlandistiek — en dat is niet merkwaardig in tijden van nationalisme, provincialisme en dedain voor geesteswetenschappen in het huidige neoliberale klimaat.

Toch is dat geen reden voor pessimisme, maar eerder voor een herbezinning op de mogelijkheden van de internationale neerlandistiek. Het karakter van de internationale neerlandistiek is intrinsiek nomadisch — de docenten en studenten zijn bijvoorbeeld in staat zich in meer dan een taal en cultuur te bewegen — maar we zijn ons er onvoldoende van bewust en brengen dit niet genoeg in de praktijk. Zolang de internationale neerlandistiek vasthoudt aan het boomwortel-systeem, zal ze geob-sedeerd blijven door de ontwikkelingen in de nationale neerlandistiek of door de Nederlandse taal. Inspiratie van het nomadische denken kan verfrissend zijn, maar vereist moed en creativiteit: 'Thinking,' schrijft Braidotti met behulp van Deleuze en Guattari, 'is about tracing lines of flight and zigzagging patterns that undo dominant representations.' [Braidotti , 2012, p. 2].

De internationale neerlandistiek kan haar intrinsiek nomadische ka-rakter sterker naar voren brengen door allianties te sluiten met disciplines die eveneens een nomadisch karakter hebben en een gezamenlijk studieprogramma ontwikkelen. Hoe groter de afstand tot de nationale neerlandistiek, hoe gemakkelijker en vermoedelijk ook noodzakelijker het wordt om tot een soort aera studies te komen. Gayatri Chakravorty Spivak streeft in Death of a Discipline [Spivak, 2003] naar een nieuwe

vergelijkende literatuurwetenschap omdat de oude — iets wat ook geldt voor nationale literatuurgeschiedenissen en canons — te weinig reke-ning houdt met verschillen en diversiteit, met de huidige postkoloniale globale wereld en met de dynamiek tussen verschillende talen en culturen. Bovendien zijn de daar bestudeerde werken grotendeels in het Engels geschreven. Maar het is meer dan een uitbreiding van het corpus, waar zij voor pleit, ze vraagt ook meer aandacht voor vertaalwetenschap-pen binnen de vergelijkende literatuurwetenschap [Spivak, 2003, p. XII, 18-19]. Ook daar houdt de internationale neerlandistiek inmiddels rekening mee door zelf literatuurgeschiedenissen te schrijven waarin vertaalde werken een prominente plaats innemen. Neerlandici die nu al grensoverschrijdend georganiseerd zijn, zoals de neerlandici in Oost-en Zuid-Europa kunnen ook, onafhankelijk van de nationale neerlan-distiek, eigen prioriteiten in het onderzoek zetten. Misschien is ook het wegvallen van de steun van de Taalunie wel een kans om een ander soort neerlandistiek te ontwikkelen, een neerlandistiek, die afstand neemt van de beheersing van het gesproken en geschreven Nederlands, een taal, die dan de status krijgt van Middelnederlands, Latijn of Gotisch.

Maar dat terzijde. Tot slot nog kort een paar woorden over Braidotti. De actualiteit van haar werk bestaat er mede uit dat ze een uitgesproken positief en dynamisch antwoord geeft op de groei van nationalisme en populisme, twee in deze tijd negatieve stromingen, en op de dominante wetenschappeli-jke activiteit, namelijk het verzamelen van gegevens. Inmiddels ziet zij met haar kritische posthumanisme waarin de grenzen tussen mens, dier en machine verdwijnen, mogelijkheden om binnen uiteenlopende netwerken te experimenteren als nomadische subjecten. Daarbij maken zij gebruik van robot- en biotechnologieën en zij 'zijn' niet en zij blijven niet onbeweeglijk, maar zij 'worden' voortdurend, zijn buitengewoon dynamisch en vitaal. Dat lijkt me ook een goed advies voor de neerlan-distiek.

references

Braidotti R. Nomadic Theory. The Portable Rosi Braidotti. New York, Columbia

University Press, 2011. 402 p. Cronin M. Across the Lines: Travel, Language, Translation. Cork, Cork University

Press, 2000. 198 p. Cronin M. Translation and Identity. Abingdon, Routledge, 2006. 176 p.

Deleuze G., Guattari F. A Thousand Plateaus: Capitalism and Schizophrenia.

Vertaling, Brian Massumi. London, Athlone Press, 1988. 610 p. Fenoulhet J. Nomadic Literature. Cees Nooteboom and his writing. Oxford, Bern,

Berlin etc., Peter Lang, 2013. 247 p. Grave J. 'Crisis? What crisis? Discussies over de humaniora. Tijdschrift voor

Nederlandse Taal- en Letterkunde, jg. 127, no. 4, 2011, pp. 420-427. Grave J. 'De neerlandistiek en de zoektocht naar Europa'. Tijdschrift voor

Nederlandse Taal- en Letterkunde, jg. 124, no. 4, 2008, pp. 249-258. Grave J. 'Een zwierig danser op strakke koorden. Nachbarsprache Niederländisch,

no. 1-2, 2002A, pp. 83-94. Grave J. Boekbespreking: André Jolles (1874-1946). 'Gebildeter Vagant. Brieven en documenten bij een gebracht, ingeleid en toegelicht door Walter Thys. Amsterdam University Press. Leipziger Universitätsverlag GmbH 2000. Neerlandica Extra Muros, jg. 40, no. 2, mei 2002B, pp. 72-73. Grave J. 'Johannes Franck (1854-1914): de eerste hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde in het Duitse taalgebied'. Studium. Tijdschrift voor Wetenschaps-en Universiteitsgeschiedenis. Revue d'Histoire des Sciences et des Universités, jg. 5, nr. 4, 2012, pp. 207-224. Grave J. Boekbespreking: Jane Fenoulhet, Nomadic Literature. Cees Nooteboom and his writing. Oxford, Bern, Berlin etc., Peter Lang, 2013. Internationale Neerlandistiek, jg. 52, no. 3, 2014, pp. 270-273. Grave J. Na de roes. Over verbeeldingskracht en utopieën in de literatuur. Nijmegen, Vantilt, 2012. 256 p.

Jaeggi R. Alienation. Vertaling Frederick Neuhouser en Alan E. Smith. New York,

Colombia University Press, 2014. 304 p. Jaeggi R. Entfremdung. Zur Aktualität eines sozialphilosophischen Problems. Campus Verlag, Frankfurt, New York, 2005 (= Frankfurter Beiträge zur Soziologie und Sozialphilosophie). 268 p. Pratt M. L. Imperial Eyes: Travel Writing and Transculturation. London, New York,

Routledge, 1992. 257 p. Spivak G. Ch. Death of a Discipline. New York, Columbia University Press, 2003. 128 p.

Й. Граве

доктор филологических наук, Мюнстерский университет, кафедра нидерландской филологии

J. Grave

Doctor of Philology University of Munster Institute for Dutch Philology Alter Steinweg 6/7, 48143 Munster, Germany e-mail: jaap.grave@gmx.de

Статья поступила в редакцию 11.06.2016, принята к публикации 01.09.2016

i Надоели баннеры? Вы всегда можете отключить рекламу.